[Arnaut Vosmaer]
VOSMAER (Arnaut), raad van Prins Willem V, en Directeur van diens natuur- en kunstkabinet, toonde in deze betrekking zijne liefde voor de natuurlijke historie. Hij vermeerderde de vorstelijke verzamelingen aanmerkelijk en leverde van vele voorwerpen een nauwkeurige beschrijving welke stuksgewijze te Amsterdam in 1767 uitkwam, onder den titel: Algem. natuurk. en histor. beschrijving der zeldzame en verwonderingswaardigste schepselen, die gevonden worden in de kabinetverzam. en dergelijke van den heere prince erfstadhouder met naauwkeurige afbeeld. in 't zwart of met kleuren naar 't leven afgezet, in gr. 4o. N. 1-10. Deze kostbare verzamelingen vielen in handen der Franschen en hij zelf werd uit zijn woning verdreven.
Hij bezorgde ook de 2 laatste deelen van Seba's werk:
Nauwkeurige beschrijving van deszelfs kabinet, doch zonder zich te noemen. Ook gaf hij met Renard uit eene Beschrijv. van de O.I. Visschen, Krabben en Kreeften met 100 afgezette platen 2 dn. en tab. Van zijn werkzamen aard getuigt ook een Generale Catalogus, door hem in orde gebragt, en nog voorhanden van vele zoo in de buitenlandsche verkoopingen b.v. van Bibliotheken en 2 kabinetten van natuurlijke Historie, 3 Mathem. Physische en dergel. instrumenten 4 Grieksche en Romeische pennings en gesnede steenen en 5 Nederlandsche en buitenl. munten, 6 Beeldwerk van ivoor, steenmetaal, gedreven zilver 7 schilderijen, teekeningen, prenten. 1798, 4o.
Hij was lid van onderscheidene genootschappen en overleed te 's Hage den 14 Jan. 1799.
Men heeft nog van hem:
Natuurkundige beschrijving eener uitmuntende verzameling eener zeldzame gediertens bestaande in Oost- en Westindische viervoetige dieren, vogelen en slangen, welke leevend voor handen zijn geweest buiten den Haag op het kleine Loo van Z.H. den Prins van Oranje-Nassau. Amst. 1805, 34 afb.
Beschrijving van de zoogenaamde meermin der stad Haarlem enz. Met afb. in verhand. der Holl. Maats. van Wetens. te Haarlem 1786, bl. 85 van de Berichten.
Zie Nieuwenhuis; Kobus ende Rivecourt; Holtrop, bl. 378.