Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 19
(1876)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 368]
| |
der, een portretschilder, vervolgers van Saftleven en werd een bekwaam landschapsschilder. Hij had, dus verhaalt Immerzeel, een onmatig groot denkbeeld van zijn afkomst althans zijn geheele leven door heeft hij eene kinderachtige ijdelheid en hoovaardij aan den dag gelegd, waardoor hij zichzelve in vele moeijelijkheden en bezwaren gebragt en zich als kunstenaar onberekenbaar benadeeld heeft. In het bezit van een onbeduidend vermogen, deed hij zich voor, en speelde den rol van een rijk edelman. Zoo begaf hij zich, onder anderen, op reis naar Frankrijk voor zijn vermaak (als het heette) liet zich baron noemen en door een liverei bediende volgen. Met deze reis ging de ouderlijke nalatenschap grootendeels verloren. Te Bommel teruggekeerd, nam hij zijn intrek bij zijne zuster en leefde er op een grooten voet. Weldra was zijn geldkist uitgeput, en begon hij aan het verkoopen van zijn schilderwerk te denken. Hij deed zulks in het geheim in Holland, doch gaf te Bommel voor dat hij slechts uit liefhebberij arbeidde en gaf zelf zijn kunstwerk ten geschenke. Toen de Franschen in 1672 Gelderland en het Sticht bezet hadden, bevond hij zich te Nijmegen en was den Markies de Bethune behulpzaam in het aankoopen van schilderijen. Later begaf hij zich naar Londen en vervaardigde voor Karel II een schoorsteenstuk, voorstellende een der koninklijke lusthoven, waarbij hij den vorstelijken hofstoet had voorgesteld. Voor deze schilderij vroeg hij f 2000. Deze prijs werd te hoog gekeurd, en er volgde geene betaling. Intusschen had hij in zijn logement een schuld van f 900 gemaakt, die hij niet kon betalen. Hij werd in hechtenis genomen, doch met hulp van eenige kunstgenooten in vrijheid gesteld. Het geval wilde dat een gezant uit Engeland, die naar de Porte op reis ging, hem met zich mede nam om voor hem te teekenen. De gezant kwam onder weg te sterven en sedert vernam men niets van Vorsterman. Balkema stelt zijn dood in 1699. Hij schilderde Rijngezigten met rijkdom van stoffaadje die fraai van koloriet en met smaak geschilderd waren. Kramm vermeldt ook van hem een ets, voorkomende in Pest-Basilicus en verduysterde liefde in des werelds laten avondstondt enz. Door Christ. de Kock van Kerckwijck, Dr. en Prof. Med. in de Stad en Illustrieschool van 's Hertogenbosch. 1688. 4o. |
|