pora Hierna werd hij te Naarden tot Stadsdoctor en rector der Hortensiaansche school beroepen. In 1668 werd hij conrector te Haarlem, en een half jaar later rector te Hoorn, waar hij verder als arts rector en ouderling der kerk zijn leven doorbracht. Tot lijfarts van Koning Willem III benoemd, verschoonde hij zich wegens zijn hooge jaren. In 1694 werd hij emeritus, en door zijn zoon Johannes, Med. Dr., opgevolgd. Hij overleed 17 Jan. 1700.
Hij schreef:
Atriplex salsum, vulgo dictum Soutenelli essensia, viribus et operationibus suis primo deseriptum. Amst. 1661, 12o.
Oratio de bono scholae Latinae rectore, habita Nardae cum scholae Latinae regimen ibidem esset redintegraturus. Traj. ad Rhen. 1656, 4o.
De prudentia scholastica. Harlin. 1666, 4o.
De imprudentia scholastica. Hornae, 1669, 4o.
Hij beloofde ook een tractaat de consucentia Medici te zullen uitgeven.
Voorts gaf hij in het licht:
Pharmacopaea Schaldiaea.
Verhandeling over de natuur, aard, eigenschappen en medicinale werking van de meekrap.
Laatsteen der aderlatinge.
Onderzoek hoe de bisschoppen aan 't wereldlijk zwaard gekomen zijn.
De la Rue geeft nog een lange lijst zijner werken die deels uitgegeven, deels in scrinüs gebleven zijn. Hij stond hoog aangeschreven bij Jacob Cats, zijn neef van moederszijde, en den hoogleeraar Graevius. Met beide hield hij briefwisseling.
Zie de la Rue, Gelett. Zeel. (2e uitg.) bl. 371 volgg., Kobus en de Rivecourt; Verwoert; Dr. Gruiwardt Medic. en chir. observatien; Vrolijkhert, Vliss. Kerkh.; Nav. D. III, bl. 144.