verkreeg hij een eervolle rust. Hoog was de achting waarvan hij, zoo bij zijne ambtgenooten als bij den geleerden van zijn tijd, inzonderheid bij Johannes Hidde, Hieronymus van Beverningh en Christiaan Huygens stond. De laatste droeg hem nevens den Franeker hoogleeraar Fullenius de uitgave zijner nagelaten werken op. Hij overleed den 21sten April 1709 en vond in Jacobus Gronorius zijn lijk- en lofredenaar.
Hij gaf in het licht:
Oratio habita in funere Siberti Coeman, J.U.D. et Professores L.B. 1675. 4o.
Dessertationes philosophicae de rerum Naturalium principiis ut et de Aëris gravitate. L.B. 1681. 8o.
Dispatationes philosophicae omnes contra Atheos. Mediob. 1685. 8o.
Oratio habita in funere Cl. viri Lucae Schacht. Med. D. et Professor L.B. 1689. 4o.
Exercitationes Academicae, quibus Renati Cartesu philosophia defendetur adversus Petri Daniëlis Huëtu censuram philosophiae Cartesianae. Amst. 16. 858o.
De Volder heeft echter ontkent de schrijver er van te zijn in een brief, te vinden in Histoire des Oeuvres des Savans van Basnage (Mai 1695.)
In 1698 gaf hij de Coemotheoros van C. Huygens te 's Hage in het licht en in 1708 met Bern. Fullenius de Opera posthuma van dien beroemden man in 4o.
Oratio, quâ consentientibus Illustr. Acad. Curatoribus, urbisque Leidensis Conss. sese laboribus Academicis abdicavit. Habita a.d. XIX. Octobris anni 1705. L.B. 1705. 4o.
Zie Laudatio ab J. Gronovio L.B. 1709; te Water, Narratio p. 146, 197; Répúblcq. des Lettres, Febr. 1685, Mei 1709, p. 558, suiv. Le Clerc, Bib. choisie, T. XVIII. p. 346-401; Paquot, Mém. T. I. p. 85. 66; Wagenaar, Beschr. v. Amsterd. D. III. bl. 227, 238; Siegenbeek, Gesch. d.L.H. D. I. bl. 251, 252, 300. D. II. bl. 116, 118, 144-146; Schotel, Acad. te Leid. Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. Muller Cat. v. Portr.