leermethode kwam vrij wel overeen metdie van de March en andere Voetianen.
Voor zijn onderwijs in de kerkelijke geschiedenis gebruikte hij het Compendium Turretini en gaf ook eenige godgeleerde werken in het licht o.a.
Oratio de visione Nebuchodonosoris regna orbis terr. amplissima et imperium Christi intemperantissimum deformante Ultraj. 1736.
Intree-reden in de Academie-kerk van Stad. en Lande Tim. III Gron. 1728.
Redevoering over de Godgeleerdheid, Middelb. 1729 4o.
Kerkel. Redevoer. over Mars Gron. 1734 4o.
Over het LVIII tot LX. Hoofstuk van de Propheet Jesaias Uytr. 1741 4o.
Tegen de Hernhutters. Uyt. 4o.
Werkend voorstel en trekkend voorbeeld aangaande de hoogsle christen plicht. Gron. 1731 8o.
Reden over Christus Priesterschap en koningrijken met een kerkreden over Handel. XXVI vers 22 en 23. Uyt. 1725 4o.
Kerkel. Redevoering over Jer. XXXIV.:4, 5 bij het afsterven van Z.D.H. Willem Karel Hendrik Friso. Uytr. 1752 4o.
Intreepredikatie te Utrecht.
Redevoering van misduyding gered.
Van de laagste der Kerke des N.T.
Over den 16 Psalm.
Vier uytgelezene Bijbeldeelen.
Lijkpredikatie over H.S. van Alphen.
Over Ps. 67 in Vioor. van Mills ontleedk.
Verklaring over den 1ste Brief van Johannes Utr. 1774 2 dln.
Ook verrijkte hij de vertaling der Kerkgeschiedenissen van Eusebius Pamfilus van van der Meersche met aanteeken. Amsterd. 1749. 4o. met aanmerkingen.
Zie Gedenkb. v. Gron. bl. 67; Muntinghe, Acta Secul. p. 13, 94; Series proff. qui in Acad. Rheno-Traject. docuerunt p. 13; Programma inuugur. van 1727; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. D. II. bl. 114, 291; Rotermund, Brem. 11 CXXXII; Heringa, de Audit. p. 147; Abcoude, Naamr. bl. 389, Aanh. bl. 228; Arrenberg, bl. 550; Veeris, Kerk. Alphab.; Glasius, Gadgel. Nederl.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller; Cat. v. Portr.