[Reinerus Vogelsangh]
VOGELSANGH (Reinerus), te Vianen, waar zijn vader predikant was, geboren, werd in 1634 predikant te Heikoop in 1650 te Goes, in 1652 te 's Bosch. Na het vertrek van Maresius werd hij hier ook hoogleeraar in de godgeleerdheid, dat hij de 20ste Junij 1656 met eenen oratio de exercitatione theologica aanvaardde. In 1672 bedankte hij voor een beroep als hoogleeraar te Franeker, maar hij nam in 1675 dat in de oostersche talen en godgeleerdheid te Deventer aan. Hij overleed in 1679.
Hij schreef:
Oratio inauguralis de exercitatione theologica. Sylvaed. 1656. 4o.
Ook in:
Exercitationes theologicae. Ibid. 1655. 4o,
Eenvoudigh bericht van de Christelijke religie, in vragen en antwoorden met een uitbreydinge over het gebedt onzes Heeren. 's Bosch 1666. pl. 3.
Indignatio justa contra libellum cui titulus: philosophia scripturae interpres. Ultraj. 1669. 4o.
Diatribe de idea Dei secundum Cartesium et corolaria irenica de Sabbatho. Sylv. 1669.
Binae disputationes contra Johannem de Bruin.
Diatribe de idearum Cartesianarum sacramentis 1673.
Quatuor disputationes de peccato Adami.
Vogelsangk heeft zich ook ingelaten met de theologische geschillen tusschen Maresius, Voetius en Molinaeus.
Zie Velingius, Redev. over de Ill. school van 's Hertogenb. bl. 37; van Eck en Bosscha, het tweede eeuwfeest van het Ath. te Deventer bl. 101; Hermans, Geschied. der Ill. en Lat. school te 's Hertogenb. bl. 13; Ab. Utrecht, Dresseltius, de Herv. Gem. te Goes, bl. XIII.; Glasius, Godgel. Nederl.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Pauw en Veeris, Vern. Kerk Alphab. bl. 217.