Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 19
(1876)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 292]
| |
zwakte noopte hem in 1770 zijn dienst nêerteleggen en zijn volgend leven te Utrecht, Gouda, Leiden en Amsterdam, waar hij in 1809 stierf, als ambteloos burger door te brengen. Op raad van den hoogleeraar Schultens bewerkte hij een nieuwe Bijbelvertaling, die te Utrecht en Amsterdam in 1797 in 13 dln. het licht zag, onder den titel van: De Bijbel vertaald, omschreven en opgehelderd. ‘Ongetwijfeld’ schreef Glasius, ‘is er in dit werk veel goeds, maar toch is het wel niet vrij te pleiten, dat de onervaren gebruiker in verwarring dreigt te brengen. Van Vloten handhaafde daarin zijne zelfstandigheid, maar vlechtte soms door zijne verklaringen, aanmerkingen henen, die meer geschikt waren om van den weg, dien hij wilde aanwijzen, af te leiden dan om dien aan te toonen. Bovendien was er iets duisters in zijne voorstelling en in stijl, nog vermeerderd door zijne gewoonte, om zich over het eenmaal geschrevene, wanneer het ter perse gegeven werd, niet meer te bekommeren’. De kerkelijke approbatie, die hij als rustend leeraar vragen moest, werd hem geweigerd, doch de theologische faculteit gaf hem, schoon met eenige terughouding, hare approbatie. Om deze moeijelijkheden te ontgaan, besloot hij zich als lidmaat aan de belijdenis der Hervormde kerk te onttrekken, om ongehinderd zijn arbeid het licht te kunnen doen zien. In 1804 gaf hij eene Bijbelsche dogmatiek (Theologie des Bijbels of de voornaamste waarheden der gewijde schriften aaneengeschakeld beschouwd,) waarin hij den middenweg tusschen de nieuwe Duitsche en de ondere Nederlandsche Godgodgeleerdheid bewandelde. Reeds vroeger had hij een Praktijk des Bijbels of het zedekundig onderwijs der gewijde schriften (Amst. 1805), in het licht gegeven. In 1805 zond bij zijne verhandeling over den zorgelijken toestand der onderscheidene godsdienstige gezindten, in het licht. Hierin wees hij een punt van vereeniging aan, namelijk den Bijbel. Het onpartijdig onderzoek van dezen zou alleen tot de kennis der waarheid voeren en daarin vereenigen. Hierop volgde een tweede verhandeling, den middenweg aanwijzende tusschen de uitersten van den tegenwoordigen tijd. Amst. 1806. Beide verhandelingen kwamen vereenigd uit, onder den titel van De Bijbel als opvoedingsmiddel beschouwd voor elk. Nog gaf hij in het licht: Verhandeling over de tegenwoordige laauwheid en onverschilligheid in de Godsdienst. Leiden 1808. Het leven van Waarmond en Vrolijkhard, eene bijdrage tot de volkslektuur. Hoorn, 1811, 2 st. Het hoog bewind der Godheid over het geheele menschdom. Amst. 1812, 4 dln. | |
[pagina 293]
| |
(Annoniem.) Redevoering aan de gewapende burgerij in Nederland. Utrecht 1784, 8o. Verhandeling over den invloed van den Christen godsdienst. Amst. 1786. 8o.
Zie Ypeij en Dermout, Gesch. d. Herv. Kerk, D. VI. bl. 274, 330, aanh. 12; Sepp, Proeve eener Pragm. Gesch. der Theol., bl. 60 vlg., 71, 120 vlg., 124, 266; Bibl. v. Theol. Letterk., D. VII. bl. 474; Glasius, Godgel. Nederl.; v. Doorninck, Anon. en Pseud., No. 938, 3834, 4816; Nieuwenhuis, Verwoert, Kobus en de Rivecourt. |
|