Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 19
(1876)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 252]
| |
boren, werd door Coenraad Hoppe, die aldaar van 1647-1655 predikant bij de Luthersche gemeente was, tot de godgeleerde studie opgeleid en volbragt die vervolgens te Oxford. Hij werd in 1661 predikant te Rotterdam en in 1670 adjunct-prediker te Amsterdam, zonder zitting in de consistorie. Kort na zijne komst, overleed zijn leermeester Hoppe, die ook aldaar het predikambt bekleedde, en Visscher verloor in hem een vermogenden beschermer, doch vond in Artus George Velten een gelijkdenkenden vriend. Zijne drie oudere ambtgenooten waren noch met den eenen, noch met den anderen ingenomen. Zij toch hielden vast aan de strengere gevoelens der Wittembergsche hoogleeraren, terwijl beide, even als hun leermeester, de meer gematigde van Calixtus en de Helmstadsche hoogleeraren waren toegedaan, met hunne volgelingen de Hoppiaansche factie genoemd werden en door de predikanten met heimelijke schimpschoten van den predikstoel werden aangevallen. Reeds vroeger had Visscher met grooten tegenstand te worstelen, maar nog erger werd het toen hij in 1677 en in den aanvang van 1678, zijn gevoelen over het leerstuk van den duivel en de vooroordeelen daaromtrent heerschende op den predikstoel bragt. Men kreet hem uit voor een sociniaan en ketter, ja sommigen schuwden hem als de pest terwijl de meer gematigden hem voor een nieuweling, jegens wien men op zijne hoede moest zijn, hielden. Hij eischte dat men hem van dwaling zoude overtuigen, doch men deed zulks niet en ging voort met lasteren en schelden. Visscher overleefde dit alles niet lang, hij overleed den 14den Junij 1678. Hij schreef: Verstooringe des Satans rijck, voorgestelt in twee predikatien over 1 Cor. 10 vers 20 en Matt. 4 vers 1 etc.. Onlangs opentlijck geleert door den Eerwaard. en Hooghgeleerden, nu Zal. Heer V.V. enz. En nu in 't licht gegeven tot onderwijs van de eenvoudigen, en overtuyging aller lastertonyen door een liefhebber van Gods Kercke. T'Amsterdam 1678. 4o. Behalve dit werd gaf hij in 1674 te Amsterdam in het licht: Inwijdingsrede van de nieuwe Luthersche kerk aldaar.
Zie Manné, Aanm. over het werk der Reformatie, Paauw, Evropa's Lutherdom; Croon's Naamrol; Dezius, Afscheidskus; Hist. verh. van den beklagelijken opstand sedert eenigen jaren enz. Amst. 1690. 4o. Bericht van de generale kerkelijke vergadering der Gem. toegedaan de onv. Augsb. Geloofsbel. in Amsterdam aan het onzijdig publiek. Amst. 1791. 8o. Voorr. voor de Verstooringe des Satans Rijck, enz. Schultz Jacobi, R. Visscher en zijn gevoelen over het rijk der booze geesten in de Bijdr. van S.J. en D. Nieuwenhuis D. II, bl. 28, verv.; Domela Nieuwenhuis, Gesch. v.d. Predikw. bij de Ev. Lath. | |
[pagina 253]
| |
Ald. d. VII, verv.; Dezelfde, Gesch. der Amst. Luth, Gem. bl. 104, volgg. Glasius, Godgel. Nederl., Verwoert; Kobus en de Rivecourt. |
|