van zijn dichttalent. Zoo werden b.v. stukjes van hem opgenomen in den Almanak voor Verstand en hart van 1809 tot 1814; in dien getiteld Bevalligheid en deugd van 1824, 1825 en 1826; in dien van Hollandsche blijgeestigen van 1835 tot 1850; in den Volks-Almanak van 1831 en 1842; in dien Voor het schoone en goede van 1838-1848; in den Muzen-Almanak van 1833, 1835, 1541 en 1843 en in den jaargang 1848 van Vergeet mij niet. Men vindt sedert 1827 verscheidene gedichten van hem in het Letterlievend Maandschrift; sedert 1841 in den Recensent ook der Recencenten en in de Letteroefeningen van 1816; zoo ook in de Hermes van 1828; in de Dichterlijke gedenkrollen; in het tweede deel van het Appolineum; in het Letter- en geschiedkundig Allerlei; in het 2de en 3de deel van de Keur van scherts en luim; in het Dagblad de Atlas van 1831 enz. Afzonderlijk zijn van hem uitgegeven Audromache in No. 31 van de Keur van Nederlandsche Letteren bij M. Westerman. bij wien ook in 1828 het eerste stukje van gezegde Keur uitmakende, in het licht verscheen. In 1836 gaf de Boekhandelaar P. Meijer Warnars een bundel romantische poëzy van Vinkeles uit. In gezegd jaar liet onze dichter het Treurspel Sardanapalus, naar het engelsch van Lord Byron, in druk uitgaan. Dit Treurspel had hij met eenige inkortingen voor het Nederduitsch tooneel bewerkt, doch de toenmalige commissarissen van de Amsterdamsche Schouwburg, aan wie hij zijn handschrift had toegezonden, achtten het voor de opvoering niet geschikt, over welke uitspraak de dichter zijn spijt in
het voorberigt niet kan verbergen.
Hoezeer Vinkeles niet onder de dichters van den eersten rang kan geteld worden, dragen toch verscheidene zijner voortbrengsel blijken van talent en oefening. Vele dier voortbrengsels zijn oorspronkelijke stukken, doch ook vele navolgingen of vertalingen van uitheemsche vernuften. Groot was zijne belezenheid. De uren die hij niet op zijn kantoor doorbragt, werden door hem, vooral in de laatste jaren van zijn leven, bijna alle met lezen doorgebragt. Hij was meer dan vijf en twintig jaar werkzaam ten kantore van den Rijkscassier of administrateur, later betaalmeester van 's Rijks schatkist te Amsterdam en leefde ongehuwd.
Part. ber.