[Mr. Gerardus Wouter Verweij Mejan]
VERWEIJ MEJAN (Mr. Gerardus Wouter), zoon van Mr. Hendrik Verweij Mejan, President van de Regtbank van Koophandel te 's Hage, en van Anna Elisabeth Jochems, werd den 26sten Januarij 1796 te 's Hage geboren. Hij had reeds drie jaren de Akademische lessen te Leiden bijgewoond, toen Napoleon uit Elba naar Frankrijk terugkeerde. Verweij schaarde zich onder de jongelingschap die de wapens ter verdediging van het vaderland opvatte, doch promoveerde vooraf (den 28sten Mei 1815) onder het rectoraat van Kemper, in de rechten. Op eigen kosten trok hij met de compagnie vrijwillige jagers te paard uit 's Hage en lag met deze gedurende eenigen tijd te Parijs. In Maart 1816 werd hij advokaat, en zou zich aan dien stand, geheel met zijne natuurlijke begaafdheden strookende, hebben gewijd, indien hij niet tevens bestemd was geweest, om zijn vader in het bankiershuis, Jochems en Zoon op te volgen. In beide werkkringen (aan die van advokaat gaf hij echter den voorrang) was hij met goed gevolg werkzaam, en beoefende tevens de letterkunde. In 1816 werd hij lid in 1819 en in 1832 bestuurder der Maatschappij Diligentia te 's Hage, was reeds zeer vroeg in de orde der vrijmetselaren en behoorde meer dan 25 jaren tot het opperbestuur der orde. Negen en twintig jaren bekleedde hij het voorzitterschap der Loge l'Union te 's Hage. Zijn verblijf op Rijnstroom, een aangenaam buitenverblijf onder Aarlanderveen, bij Alphen, gaf hem aanleiding tot het vestigen zijner aandacht op den Landbouw. Een verhandeling door Professor Johnston uit Engeland, in Diligentia gehouden, bragt hem op het denkbeeld om ook in ons vaderland eene Maatschappij van Landbouw op te richten, waarvan hij in 1847 voorzitter werd. Ook andere genootschappen, zooals het
Leidsche, Utrechtsche, de Dordrechtsche Flora verkozen hem tot lid en in 1835 werd hij door de toenmalige Staten der nog ongeplitste provincie Holland tot Lid der Tweede Kamer der Staten-Generaal verkozen en sedert behoorde hij