Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 19
(1876)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 184]
| |
vorst opgedragen. Ook schilderde hij verdienstelijke altaarstukken, en andere kunst, die meerendeels door de beeldstormers is vernield, en nog ten deele ten tijde van van Mander bij zijne nakomelingen berustte. Hij was een kloek gebouwd man, die zijn baard tot aan zijn voeten liet groeijen en dien ten gevolge Jan met den baard werd genoemd. In later tijd hield hij zich te Brussel op. Vermeijen heeft ook geëtst. Zijne prenten zijn hoogst zeldzaam en zeer schoon. Er zijn acht etsen van hem bekend, die Kramm vermeldt. Hij overleed te Brussel in 1559 en werd in de St. Goriks of St. Gery-kerk begraven. In 1604 werd zijne door hem zelven geschilderde afbeelding nog bij zijne dochter Maria, weduwe van wijlen Pieter Capoen gevonden.
Zie van Mander, Immerzeel, Kramm, Verwoert. |
|