[Jan Jacob Vereul]
VEREUL (Jan Jacob), neef en tijdgenoot van den vorige. Ook hij bezong den Lof der Naarstigheid, welk gedicht door het Amsterd. dichtgenootschap met den tweeden zilveren eerepenning bekroond werd, gelijk hij ook bij hetzelfde genootschap in 1791 een gouden eerepenning behaalde met zijn dichtstuk, Jakob Cats, in drie zangen, en bij het Leidsche dichtgenootschap, den eerepenning met zijne Verhandeling over de vereischten in eene Levensbeschrijving der Dichteren. Behalve eenige losse versen en kleine afzonderlijke uitgegeven stukjes, gaf hij in 1791 een bundeltje gedichten in het licht, onder den titel: Voor Godsdienst, Deugd en Vaderland, bevattende eenige uitgebreide dichtstukken, die met de opschriften Antonius Hambroek en Herman de Ruyter den onsterfelijken roem dezer vaderlandsche helden op eene waardige wijze verheffen. De Godsdienst in drie Zangen is een uitmuntend leerdicht dat voordeelig afsteekt bij zoovele andere gelijksoortige Gedichten.
Voorts bestaat er nog van hem afzonderlijk uitgegeven:
Catharina Herman, tooneelspel 1793 en eene ridderroman Reinoud van Adelfing, in 1792 gedrukt. Hij overleed te Amsterdam, den 19den Sept. 1807.
Zie Witsen Geysbeek. B.A.C. Wb. D. V. bl. 451. Kobus en de Rivecourt, Verwoert.