der Analecta voorkomt, komt bijna woordelijk met Veldenaer overeen. Vermoedelijk dat Veldenaer deze beide oude Kronyken vertaald en in zijn werk gelascht heeft. De Wind houdt hem voor den vertaler en ten hoogsten voor den vervolger van den Latijnschen Fasciculus Temporum van Wernerus Rolevinck vandaar, een Westfaal en Karthuiser monnik, waarbij hij dan de twee bovengemelde, naderhand door Matthaeus uitgegeven kronyken vertaald en bijgevoegd heeft.
Zie Ab. Heussen, Hist. Eccl., T. II. p. 142; Swoertii Ath. Belg. p. 480; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 984; Foppens, Bibl. Belg., T. II, p. 50; Burman, Traj. erud., p. 381; Vessius, de Hist. Lat., p. 519; Meerman, Orig. Typogr., T.I.C. V, § 9, 10, C. XI. § 5; P. Marchand, Dict. Hist. Art. Veldenaer: van Wijn, Huisz. leven, D. II, bl. 87, 88; Voorr. bl. XVII; Pars, Naamrol, bl. 39; de Wind, Neerl. geschieds., bl. 84, 85, 282.