[Martin Velaer]
VELAER (Martin) berokkende, sedert hij in 1475 schout der stad Hoorn was geworden, veel onheil door zijn hevige staatszucht, haalde door zijne vervolgzucht met andere regeeringsleden den haat op den hals van een groot deel der burgerij en vermeerderde het misnoegen door het getal zijner dienaren te vergrooten, waarmede hij in 1477 voor het eerst naar de kerk trok, zijnde zij allen op de wijze van aanzienlijke heeren in gelijke liverij gekleed. Dit gaf olie in 't vuur en verwekte grooten oploop, waarop het volk vermindering van bieraccijns verkreeg. Velaer trok toen naar 's Hage, om te klagen over de burgerij; maar deze maakte van zijn afwezigheid gebruik en plunderde door zijn onvoorzigtig schrijven aangevuurd, zijn huis en verbande hem uit de stad. Na vruchtelooze pogingen om weder in 't bewind te raken, verkocht hij zijn regt op 't schoutambt aan Jan van Egmond, die met hulp der Kabeljaauwen, waarvan hij het hoofd was, de stad veroverde.
Later werd Velaer weder schout, doch geen lessen van wijsheid getrokken hebbende, begon hij met verdubbelde gestrengheid te vervolgen, zoodat hij andermaal uit de stad moest vluchten. Wel poogde hij zich met geweld om de stad te verzekeren, doch hij sneuvelde bij den derden aanval in 1482.
Zie Velius, Chronyk van Hoorn, (Reg.).