Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 19
(1876)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 64]
| |
September 1707, door afstand van zijnen vader, grietman van Harkerland. Twee jaren later werd hij lid van den raad van state en gedeputeerde te velde en verwierf zich veel lof in die gewigtige betrekking. Drie jaren bleef hij dien post waarnemen en kreeg toen zitting in de staten-geueraal. Sicco van Goslinga, met wien hij gestadig briefwisseling hield, en Ulbo Aylva van Burmania waren zijne boezemvrienden. Hij was een bekwaam latijnsch en ook Nederduitsch dichter, en muntte uit in wis- en werktuigkundige wetenschappen; waarom hij ook met Michael Onuphrius baron thoe Schwartzenberg en Hohenlanesberg uit gedeputeerde staten in 1729 geeommitteerd was tot bevordering van het leggen van de Dokkumer nieuwe zijlen, en zijn naam, benevens die van zijnen ambtgenoot op de piramide, ter gedachtenis van dit gewigtig werk opgerigt, gevonden wordt. In 1716 heeft bij de nieuwe Haskerdijken aangelegd, in plaats van den ouden weg, welke een groot gedeelte van het jaar onbruikbaar was. Hij huwde den 6den April 1717 met Elisabeth, dochter van Pieter van Essen, raad en advocaat fiscaal van de admiraliteit in Zeeland, en Barbara Steengragt, weduwe van Cornelis Kien, van Middelburg. Hij overleed kinderloos den 28sten July 1738. Zijne weduwe hertrouwde met den luitenant-generaal Graaf van Slippenbach. Hij gaf in het licht: Dissert. Juridico-Hist. P.I. De Cognitionibus, et Decretis Principum Romanorum, ad inscriptionem Julii Pauli Imperialium Sentenrialium in Cognitionibus prolatarum, per Decretorum librorum trium. Fran. 1705. 4o. Diss. etc. Pars II ad Decretum Imper. Severi et Antonini in L. Pactumejus, Ultim. Digestis De Haeredibus Instituendis. Ib. 1705. 4o.
Zie Wapenb. Vegilin Gen. 9; Scheltema, Staatk. Nederl., D. II, bl. 389; Frisia nobil., p. 247; Tegenw. staat van Friesl., D. III, bl. 506; v. Sminia, bl. 358; Verwoert; Kobus on de Rivecourt; de Wal, de Clar. Tris. Jure Cons. 1. p. 308, 309. |
|