Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 18
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 23]
| |
ontving het onderwijs in de heelkunde eerst van zijn vader, die aldaar heelmeester was en later van Bidloo. Zeventien jaren oud vertrok hij naar Brussel tijdens den franschen oorlog en bezocht de hospitalen en gasthuizen, die opgepropt waren met gewonden en zieken. Hij was tegenwoordig bij het beleg van Doornik en den veldslag bij Malplaquet (1709). Teruggekeerd, werd hij in 1713 te Leiden bevorderd tot heelmeester, vertrok naar Parijs en woonde aldaar ruim een jaar de lessen van Duvernet bij. Hier verzocht hij in 1720 verlof om lijken te ontleden, gaf les aan leerlingen en verrigtte vele gewigtige kunstbewerkingen. In 1731 werd hij aangesteld tot lector in de ontleedkunde, aanvaardde dien post met eene redevoering en gaf eene overzetting van het toen beroemde werk van den helmstadschen hoogleeraar Laurentius Heister met breede aanmerkingen en beschrijvingen van vele nieuwe werktuigen (in 1741, in 1776 voor de derde maal herdrukt). Toen ook hem in 1746 de uitoefening der verloskunde verboden werd, was hij daarover zoo zeer gebelgd, dat, zoo men wil, dit verbod zijn dood verhaastte. Hij overleed te Amsterdam voor 1750. Hij was lid der kon. Akad. van Wetenschappen te Berlijn, lithotomus der prov. Overijssel, Utrecht, der stad Haarlem en der diaconie te Amsterdam. Zie Banga, Gesch. d. Geneesk., D. II, bl. 800; Boekz. d. Gel. werk., 1741, bl. 471. |
|