naauwelijks eenig werk zoo gaarne, als al wat Böhme's naam droeg. Zoodra had hij niet vernomen, dat van diens werken eene volledige uitgaaf verschenen was, of hij brandde van verlangen een exemplaar magtig te worden.
De Amsterdamsche uitgevers wenschten in dienzelfden tijd te Frankfort een persoon te vinden, die zij de verspreiding van exemplaren aldaar konden toevertrouwen. Spoedig werden door tusschenkomst van derden de wederzijdsche wenschen vervuld en verkreeg Ueberfeld 200 exemplaren ter verspreiding. Aan de lezing kon Ueberfeld zich niet verzadigen en geraakte daardoor in een toestand van extase, waarin de hemelsche Sophia hem verscheen, gelijk dit reeds in 1678 had plaats gegrepen. Daardoor werd de zielgemeenschap tusschen Gichtel en Ueberfeld gesloten. In de lente van 1683 reisde Ueberfeld naar Amsterdam, waarschijnlijk vergezeld van den, toen van een vaste predikdienst ontslagen zijnde Dr. Eberh. Zeller, die gaarne te Frankfort toefde en conventiculen hield.
Later, na Pinkster van 1684, vestigde Ueberfeld zich zelf in Holland. Een buitengoed onder Leiderdorp, Hoogcrans genaamd, werd door hem betrokken, waar hij als huisgenoot en medeburger uit Frankfort, de woning van Isaac Passavant betrok, en beiden, ongehuwd, eenige genotvolle jaren gesleten hebben, terwijl zij later naar Leiden vertrokken zijn. In deze stad toch stierf Passavant, den 10den Oct. 1701, diep betreurd door Gichtel en Ueberfeld. Ten jare 1732 vond ook Ueberfeld er een graf, Hij was een der zeer weinigen, die hier te lande aanhangers van Gichtel gebleven zijn. Aan hem hebben wij de uitgaaf van Gichtel's theosophische werken te danken, wier 7e of laatste deel zijn, de door een ander dan Ueberfeld gestelde Lebenstauf bevat.
Zie Sepp, Jacob Böhme's oudste vrienden in Nederland in Godgel. Bijdr. voor 1870, 9e Stuk (waaraan wij deze schets ontleenden) en Ypey, Kerkel. Geschied. van de 18e eeuw. D. X, bl. 326, 327; Kobus en de Rivecourt.