[Jkhr. A.C. Twent]
TWENT (Jkhr. A.C.) trad den 28sten Maart 1784, als dertienjarige knaap in 's lands zeedienst. Hij werd dadelijk op een fregat geplaatst, en bragt het volgende tiental jaren, bijna zonder verpoozing, aan boord door, of in 's rijks Overzeesche Bezittingen, die hij achtereenvolgend bijna alle bezocht. Het oorlogschip zelf was destijds, ook voor jongelingen uit aanzienlijke geslachten, waartoe Twent behoorde, de school voor den aanstaanden zeeofficier. Inzonderheid schijnt hij voor zijne opleiding veel verpligt te zijn geweest aan den kundigen kapitein J.O. Vaillant, met wien hij, na in 1788 reeds tot luitenant opgeklommen te zijn, tot 1793 in Oost-Indië bleef. Den 20sten Mei 1794 diende hij als eerste officier op het fregat de Waakzaamheid, kapitein van Hamel bij den merkwaardigen strijd, waarin dit fregat zich, zoo langmoedig tegen twee grootere Fransche oorlogschepen verdedigde, tot dat het rijke konvooi koopvaarders, hetwelk de onzen beschermen moest, zich had kunnen redden. Eene harde krijgsgevangenschap in Frankrijk, tijdens het schrikbewind, was ook voor Twent het loon dezer zelfopoffering. Wel gelukte het hem in Julij 1795 naar het vaderland terug te keeren, maar daar hij tot die zeelieden behoorde, voor wie het denkbeeld, om Nederland zonder Oranje te dienen, ondragelijk was, zag hij zich tot eene vrijwillige ballingschap genoodzaakt. Sedert voerde hij op een der oorlogschepen bevel, waarop het gezag van Willem V als admiraal-generaal steeds werd erkend, en verliet den stadhouder niet, dan nadat deze in 1802 de hem overgeblevene getrouwen van hunnen eed had ontslagen, en de oude Hollandsche vlag ook op het schip van den kapitein-luitenant Twent was nedergehaald. Op daartoe bekomen aanzoek ging hij nu, even als andere Hollandsche zeeofficieren, in Russischen zeedienst over, in welken
dienst hij, als kommandant op een linieschip, vooral bij de verovering van Anapa, in de Zwarte Zee, roemrijke feiten volvoerde. Toen echter in het najaar van 1808 Rusland ontrouw werd aan de tot nu toe gevolgde staatkunde, door aan Engeland den oorlog te verklaren, verliet hij den vreemden dienst, en keerde naar Holland terug, waar koning Lodewijk dadelijk zijne verdiensten erkende, hem tot lid en secretaris van den raad van Marine, onder het voorzitterschap van van Kinsbergen, benoemde en later het bevelhebberschap over groote afdeelingen der flottille op de Zuider Zee en Zeeuwsche stroomen opdroeg. Even als alle vader-