[Theodorus van Tulden]
TULDEN (Theodorus van), zoon van den vorige, regtsgeleerde, te 's Hertogenbosch geboren, studeerde te Leuven, onder E. Puteanus in de letteren, logica, physica en regtsgeleerdheid, en vestigde zich als advocaat in zijne geboortestad. Later werd hij hoogleeraar in het burgerlijk regt te Leuven, raadsheer in den Hoogen Raad te Mechelen, doch was geen vier maanden in deze betrekking; hij overleed den 19den November 1645.
Behalve Dissertationes Socraticae, lib. II. Lov. 1620, gaf hij verschillende regtsgeleerde werken uit, o.a.
De Principiis Jurisprudentiae. Lov. 1621.
De Causis ac Remediis Corruptorum Judiciorum. Colon 1624.
Commentarium ad instit. Juris civilis, lib. IV, Lov. 1633.
Commentarium ad Justineaneum, ib. 1635.
De sui cognitione Libr. I.
Zijne Opera Omnia zagen te Leuven in 1701 en 1802 het licht.
Hij huwde Catharina Clara van Greverbroeck, bij welke hij 3 zonen naliet, waarvan zijn zoon Johannes Florentius hem opvolgde als raadsheer in den Hoogen Raad te Mechelen en daarna pensionaris werd aan het hof te Medina.
Zie Valerius Andreas; Foppens; van Gils,