Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 18
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jacobus Pierson Tholen]THOLEN (Jacobus Pierson), een man, wiens geleerdheid, rondborstigheid en onkrenkbare eerlijkheid door velen werden geroemd, die wel is waar bijna niets in druk heeft nagelaten, doch des te meer in de harten zijner talrijke leerlingen, werd den 20sten September van het jaar 1764 te Leeuwarden geboren. Hoewel hem als twaaltjarigen knaap door den dood beide ouders werden ontrukt, scheen dit geen beletsel voor den jongen Tholen, om met ijver de latijnsche school zijner | |
[pagina 106]
| |
geboortestad te bezoeken en zich daar toe te leggen op de beginselen van die wetenschappen, waarin hij later wel niet zou uitblinken, doch die hij ten zeerste noodig had om op de lijst der Franeker studenten te worden ingeschreven. In 1781 zijnen wensch vervuld ziende, vertrok hij in hetzelfde jaar naar Franeker, waar hij tot 1786 bleef en de lessen bijwoonde van hoogleeraren Schroeder, van Swinden, Cannegieter en meer anderen. Hier beoefende hij, behalve wiskunde en wijsbegeerte, de Grieksche, Romeinsche en Oostersche talen, verdedigde onder van Swinden eenige Theses Philosophicae, en legde zich ook nog, ter wille zijner bloedverwanten, op de rechtsgeleerdheid toe, waarin hij in laatstgenoemd jaar tot doctor werd bevorderd. De groote liefde echter, die hij had voor wis- en natuurkunde, deden hem zijn geliefden leermeester van Swinden naar Amsterdam volgen, om daar, gesteund door de vriendschap en omgang met den beroemden Pieter Nieuwland, zich verder in die geliefkoosde vakken te oefenen, en zich tevens door het onderrigt van Wijttenbach meer en meer in de letterkunde te bekwamen. Het gevolg hiervan was, dat hij in 1788 door Frieslands Hoogeschool tot lector in de wis- en vestingbouwkunde werd benoemd. Met ijver en roem en toch met eenvoud en nederigheid nam hij deze betrekking waar, en zag zijn jaarwedde, als welverdiende belooning voor zijn streven, kort daarop verhoogd en zich twee jaren later met den titel, A.L.M. et philos, doctor, vereerd. In 1797, ter gelegenheid van de nieuwe inrigting der akademie, werd hij tot gewoon hoogleeraar in de wis-, vestingbouw- en aardrijkskunde aangesteld. Daarop hield hij eene redevoering: Over den invloed van de beoefening der wijsbegeerte op de menschelijke maatschappij en onze verstandelijke vermogens, en in 1808 bij het neêrleggen van het rectoraat, eene: De vero Philosophiae studio. Diep trof hem de vernietiging der Franeker akademie in 1811, doch hare herstelling in 1814, nam, zoo niet geheel, dan toch ten deele, de gevolgen dier vernietiging weg, toen hij na de vurig begeerde omwenteling en de verdrijving der gehate Franschen, het hoogleeraarschap in de bespiegelende en natuurlijke wijsbegeerte en in de wiskunde volgaarne op zich nam. En niet alleen stond hij gedurende zoo vele jaren als leeraar zijne leerlingen steeds gul en vriendelijk met raad en onderwijs ter zijde; ook in andere betrekkingen gaf hij menigmaal blijken van zijn kennis en menschlievend karakter. Hij was lid van den municipalen raad te Franeker, van de commissie tot regeling van maten en gewigten te Leeuwarden, en sedert 1805 lid der Provinciale Staten. Voorts werd hij waardig gekeurd onderzoek te doen naar de kennis der kweekelingen van 's lands artillerieschool te Amersfoort en tot | |
[pagina 107]
| |
Correspondent benoemd van de 1ste klasse van het koninklijk Instituut en van dat der blinden te Amsterdam. Hij overleed te Franeker den 20sten September 1824. Volgens mededeeling van een zijner leerlingenGa naar voetnoot1) was Tholen gewoon de theorie der elementaire en hoogere algebra, benevens bare toepassing op de meetkunde, aan zijne toehoorders te dicteren en overigens de leerboeken van den hoogleeraar J.H. van Swinden tot leiddraad te gebruiken, die hij op eene eenvoudige en bevattelijke wijze wist te verklaren, en dáár, waar het noodig was, met bewijzen ophelderde. Voor de differentiaal- en integraal-rekening, maakte hij gebruik van het nu verouderde leerboek van J.A. Fas, welk werk thans (1872) door vele andere meer doeltreffende bandleidingen vervangen is. Ook het landmeten werd door hem niet vergeten, daar hij jaarlijks op vastgestelde dagen daarin praktisch onderwijs gaf op het buiten Franeker gelegen terrein, welke oefeningen doorgaans voor de jeugdige studenten eene aangename afwisseling, en hen menig prettig nur bezorgde. Zie Konst- en Letterbode, 1824, I, bl. 209; Kobus en de Rivecourt, Biographisch Handwoordenboek; Eekhoff, Cat. d. Bibl. v. Leeuw., bl 129. |
|