Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 18
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jean Baptiste Theunissen]THEUNISSEN (Jean Baptiste), majoor der artillerie bij het leger in Ned. Indië. Hij was een man van een braaf, vast, werkzaam en innemend karakter; een man, die zoowel in zijne bijzondere als openbare betrekkingen ieders achting en genegenheid verdiende, die met de edelste eergierigheid voor zijnen stand bezield, met vlugge en doordringende geestvermogens begaafd, zich geheel toewijdde aan 's lands dienst en in het bijzonder aan die van het wapen, waarbij hij met zooveel roem diende. Geene gelegenheid, geen oogenblik tijds liet hij ongebruikt voorbijgaan. Geene inspanning werd door hem geschroomd om zijne eigene kundigheden te verrijken en die zijner ondergeschikten, zoowel officieren als minderen, op de doeltreffendste wijze aan te kweeken. Met onderscheiding heeft hij gediend in de onlusten op Banka, bij de Palembangsche expeditie van 1821 en in den Java-oorlog, in | |
[pagina 98]
| |
welken laatsten hij in 1826 de troepen in de Madion en in 1827 de artillerie te velde kommandeerde, van welke hij den dienst en verhouding tot de mobiele kolonnen op eenen geregelden voet bragt. De luitenant-generaal, luitenant-gouverneur van Java, de Kock, die in persoon het leger te velde aanvoerde, vereerde hem met een onbeperkt vertrouwen, en ongetwijfeld zoude hij, die alles in zich vereenigde wat strekken kan om langs den weg der eer tot hooge militaire en politieke waardigheden op te klimmen, den lande nog vele gewigtige diensten bewezen hebben, zoo slechts de krachten zijns ligchaams aan de sterkte en werkdadigheid van zijnen geest beantwoord hadden, dan dit was, helaas! het geval niet: hij overleed te Soerakarta, den 13den November 1827, in den ouderdom van slechts 33 jaren, als majoor, kommandant der artillerie te velde en ridder der militaire Willemsorde van de vierde klasseGa naar voetnoot1), kort na de volbrenging eener vermoeijende inspectiereis over het tooneel van den oorlog, aan de gevolgen eener reeds jaren aan zijne gezondheid geknaagd hebbende leverziekte. Diep betreurd door zijne aanverwanten en wapenbroedersGa naar voetnoot2).
Zie Militaire Spectator, D. X, 1842. |
|