Hij huwde 1o met Geertruyd van Helmond, 2o met jufvr. Heykoop, 3o met jufvr. de Voogd. Uit dit laatste huwelijk zijn twee dochters gesproten, waarvan de een huwde met eenen le Grand, een Hamburger, groot koopman te Amsterdam, later boekhouder-generaal van de kust van Guinée, wiens kleinzoon, predikant te Westsouburg, zich (daar het geslacht der Teellincks was uitgestorven) Teellinck le Grand schreef. Volgens Aitzema was hij een man van groote welsprekendheid.
Hij schreef:
De vruchtbaermakende wijnstock, Christus. Campen 1660.
Christus in den Christen blijvende, zynde het tweede deel van den vruchtbaermakenden wijnstock Christus. Ald. 1666.
Den Christen uyt Christo vruchtbaerheyat treckende, zijnde het derde en laetste deel van den vruchtbaermakenden wijnstock Christus. Ald. 1667. 8o.
Zie Vrolijkhert, Vliss. Kerkh., bl. 123; de la Rue, Gel. Zeel., bl. 169; Aitzema, Saken van staat en oorleg, D. IX, bl. 1051-1061; G. Brandt, Diagw. der geschieden., bl. 362; Rogge, Pamfl., bl. 163; Wagenaar, V.H., D. XIII, bl. 52, 53; van Rhenen, Naaml. v. Utr. predd., bl. 43, 47; Schotel in Zondagsblad voor jong en oud, D. I; Glasius, Godgel. Ned.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt.