val in de Veluwe, en verzekerde zich van twee sterke blokhuizen, vervolgens in Friesland, waar hij veel moedwil pleegde en het dorp Lekkum verbrandde. Ook te Zutphen, dat hij, deels door verraad, deels door gebrek aan goede wacht in September van dat jaar, overrompelde, hield hij zóó huis, dat de meeste burgers de stad verlieten. In 1585 bemagtigde hij de sloten Hackfort en Nieuwbeek, viel later in Gooiland, plunderde eenige dorpen en keerde naar Zutphen terug.
Nu moest Overijssel het misgeldde, waar hij het huis te Regleren en te Schuilenburg bemagtigde. Over de Veluwe naar Amerongen getrokken, raakte hij slaags met eenige staafsche troepen, onder den graaf van Nieuwenaar, van Villers en M. Schenk, die hij meest alle versloeg of gevangen nam. In 't begin van 1586 trok hij bij vriezend weêr in Friesland, ontmoette bij Roxum eenig staatsch volk, onder den overste Herm. van Malsem, met wien hij in gevecht kwam, waarbij de onzen 600 man aan dooden en gevangenen verloren. De invallende dooi deed hem, met achterlating van al zijne dooden en veroverde veldstukken, spoedig het land ruimen. Door 't verraad van Stanley (zie dit art.) maakte hij zich meester van Deventer. In 'tzelfde jaar (1587) was hij in 't leger van Parma voor Bonn, waar een kogel een eind aan zijn leven maakte.
Zie Bor, Hooft, van Meeteren, Cerisier, Schotel, Kerk. Dordr. D I, bl. 47, 58; Kok, Verwoert, Kobus en de Rivecourt.