Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Graaf Jan Peter van Suchtelen]SUCHTELEN (Graaf Jan Peter van), afstammeling van een oud adellijk geslacht in het hertogdom Gulick, 't welk het kasteel bezat, in de nabijheid van het vlek Suchtelen gelegen, welks overblijfselen nog bestaan. Vele geschiedschrijvers, als Revius, Dumbar, van Hasselt, Schlichtenhorst, | |
[pagina 1067]
| |
Pontanus, Lindeborn en anderen gewagen van dat geslacht van de veertiende eeuw af aan. Omtrent het midden der zestiende eeuw vestigde zich in de provincie Gelderland een Gerard ter Stiege van Suchtelen, welke zich ook schreef Gerrit van Suchtelen, bij verkorting, te gelijk met zijn' broeder Johan. Die Gerrit was, volgens de acten in Zutphens Archief, in het jaar 1562 Juris Licentiaat, en burgemeester in Zutphen van 1574 tot 1578. Hij was ook een der gecommitteerde raden, welke Gelderlands adel benoemde tot het bewerkstelligen der vereeniging met de Nederlandsche staten-generaal, die in dien tijd het Spaansche juk afwierpen. Zijn oudste zoon, ook genaamd Gerrit, werd in 1554 geboren en trad in het jaar 1586 in de regering der stad Deventer (zie Revius Daventr. Illustr. en Dumbar Deventers kerkel. en wereldl. ges.). In het jaar 1596 was hij burgemeester dier stad, en huwde met Anna van Rijssen, van een oud adellijk geslacht in dat land. Hij stierf in het jaar 1636 omtrent 82 jaren oud, vader van vele kinderen. Van zijne zonen was de vijfde in ouderdom Abraham van Suchtelen, bet-overgrootvader van den nu overledenen graaf. Hij werd in het jaar 1600 te Deventer geboren, en aldaar in 1646 tot burgemeester aangesteld, en bekleedde naderhand vele posten bij de Nederlandsche regeering. Hij overleed in den Haag in het jaar 1661 als lid van de staten-generaal. Zijn derde zoon Gerrit van Suchtelen werd in 1640 te Deventer geboren, alwaar hij van 1684 af de voornaamste posten bekleedde. Hij was gelijk zijn vader, lid van de staten-generaal en stierf in het jaar 1712, vele kinderen nalatende. Zijn tweede zoon, alsmede Gerrit genaamd, werd in 1673 geboren, verwisselde het burgerlijke leven met het militaire, en voerde het bevel over een eskadron Hollandsche ruiterij in den slag van Ramilly den 23sten Mei 1706, waar hij zwaar gewond gevangen genomen werd. Uit Frankrijk teruggekomen, vestigde hij zich in de provincie Utrecht, huwde en werd vader van drie zonen, Jan, Cornelis en Rochus genaamd. De tweede, Cornelis, werd in het gehucht de Bilt bij Utrecht in het jaar 1713 geboren, hij huwde met Theodora Emilia van Cattenburch en verwekte bij haar zes kinderen, waarvan drie zonen. Hij stierf in 1768 als majoor der Hollandsche genie. De drie zonen heetten Jan Pieter, Abraham en Rochus. De oudste van deze, Jan Pieter van SuchtelenGa naar voetnoot1), was de nu overledene generaal. Hij werd te Grave den 2 Augustus 1751 geboren. Van zijne geboorte | |
[pagina 1068]
| |
af aan werd hij voor de burgerlijke en wetenschappelijke loopbaan bestemd, en op zijn achtste jaar reeds naar Groningen gezonden, om aldaar zijne studiën te beginnen. In 1765 in het ouderlijk huis teruggekomen, besloot hij in den krijgsdienst te gaan. Zijn vader onderwees hem zelf in de mathesis, waarin hij zoodanige vorderingen maakte, dat hij reeds in Januari 1768 bij het corps der genie werd aangesteld tot tweeden luitenant (ingenieur-extraordinair). Na verschillende bevorderingen werd hij bij dat corps in 1779 kapitein, en nam zijn afscheid in 1783 met luitenant-kolonels rang. Hij trad toen in Russischen dienst als luitenant-kolonel der genie, werd in 1786 tot kolonel en in 1789 tot generaal-majoor bevorderd. Onder keizer Pauls regeering werd hij in 1799 op St. Pieter en Paulus dag generaal en chef, altijd dienstdoende bij de genie. Tot op dien tijd had hij de volgende onderscheidings-teekenen bekomen, in 1786 de Wladimirs orde 4e klasse, in 1789 de St. Georges orde 4e klasse, in 1790 de Wladimirs orde 2e klasse en in 1799 de St. Anna orde le klasse. Naderhand werd hij, in 1801, commandeur van de orde van St. Jan van Jerusalem, in 1803 van de Alexander Newski-orde, in 1808 grootkruis van de Wladimirs orde en in 1825 van de St. Andreas orde. In 1834 schonk hem keizer Nikolaas het onderscheidingsteeken der laatste orde in diamanten. Keizer Alexander, die bij den aanvang zijner regeering hem in de eerste klasse van den Russischen adel had opgenomen, benoemde hem in 1812 tot Finlands baron en weinige jaren daarna tot graaf. Aangaande de menigvuldige diensten, welke de graaf van Suchtelen gedurende zijne lange loopbaan in Rusland bewezen heeft, kunnen wij niet veel mededeelen. Hij hield er niet van, om over zich zelven in dit opzigt te spreken, en weinige aanteekeningen, voor zooveel men weet, liet hij deswegens na. Intusschen is het bekend, dat hij in Rusland vele bekwame genie-officieren gevormd heeft, en aan dat corps hoofdzakelijk eene verbeterde inrigting gegeven heeft. In de jaren 1789 en 1790 bevond hij zich bij het leger in Finland en werd door een Zweedschen kogel gewond. Van 1791 tot 1793 behoorde hij tot het leger aan de rivier de Dwina. In 'tjaar 1793 voerde hij bevel in Polen en was belast met het herstellen van vestingen, waaronder Modlin aan den mond der Bog, 2½ mijl van Warschau. Hij maakte het plan, dat hij ook ten uitvoer liet brengen, van het Catharina-kanaal in het gouvernement Wologda. Dat kanaal vereenigt een' der Noordsche takken van den Dwina-vloed met de Wolga, en daardoor de Witte met de Caspische zee. Hij woonde den merkwaardigen veldtogt van 1805 bij, en werd in 1807 met eene buitengewone zending naar Pruissen belast, hetwelk het begin was zijner militair-diplomatieke loopbaan. In de jaren | |
[pagina 1069]
| |
1808 en 1809 was hij aangesteld tot kwartiermeester generaal bij het Russische leger, dat toen in Zweedsch Finland rukte. Dat hij het was, die bij capitulatie Sweaborg innam, Ehrensrärds meesterstuk, en daardoor een einde aan den krijg maakte, die Finlands verlies voor Zweden veroorzaakte, is genoeg bekend. Van 1809 tot 1811 had hij een buitengewone zending naar Zweden, die hij ook in 1812 behield, in welks laatste jaar hij in de maand Julij het vredestractaat tusschen Rusland en Engeland sloot en onderteekende. In 1813 volgde hij den toenmaligen kroonprins van Zweden naar Duitschland en hield zich in het hoofdkwartier van het noordelijk Duitsche leger; hij woonde de veldslagen van Dennewitz en Leipzig bij, ook het innemen dier laatste stad. In Februarij 1814 sloot en onderteekende hij een vredestractaat tusschen Rusland en Denemarken, en volgde Zwedens kroonprins bij zijne terugkomst naar Stokholm, van waar hij eveneens met hem den Noorweegschen veldtogt maakte. Van dien tijd af aan (1814) is hij bestendig in buitengewone zending gebleven, bij het Zweedsche hof tot aan zijn dood. De graaf van Suchtelen huwde in den Haag in het jaar 1789Ga naar voetnoot1) met Amarentia Wilhelmina Harting. Bij haar verwekte hij acht kinderen waarvan slechts drie hem overbleven, namelijk een zoon, graaf Constantijn van Suchtelen generaal-majoor in Russische dienst, en twee dochters, waarvan eene ongehuwd. Hij bragt zijne laatste levensjaren op zijn landgoed Ulriksdal door en hield zich bezig met het beoefenen der letteren. Hij had een voortreffelijk kabinet schilderijen en een kostbare bibliotheek. Hij overleed als ambassadeur te Stokholm den 18 Januarij 1836.
Zie, uit de Zweedsche Minerva no. 8 en 9 1836 vertaald, Konst- en Letterb. 1836, D. I. bl. 242-247, 258-263; Aanh. op Nieuwenhuis; Verwoert. |
|