echter toenmaals zoo tegen alle ‘moderatie’, gelijk men het noemde, ingenomen, dat zij daarin alles, wat smaad en verderfelijk was, zagen. Bovendien gelooven wij met de geschiedschrijvers der Nederlandsche hervormde kerk, dat de Harlinger leeraar te voorzichtig zou geweest zijn, indien hij al Sociniaan geweest ware, zulks in dien tijd openlijk te doen kennen. Vruchteloos waren echter alle pogingen door de Friesche doopsgezinde societeiten en door zijne gemeente aangevoerd om de staten tot verzachting te bewegen. Evenwel bleef Stinstra zijne plaats in het bestuur der broederschap behouden en Harlingen onvervuld. In 1748 wilde men Stinstra, op gezag van het in beweging gebragte volk, wederom op den kansel voeren, doch zich tot gehoorzaamheid aan 's lands wettige regering verpligt achtende, weigerde hij zulks. Het liep tot 1757 aan voordat hij in zijne bediening hersteld werd. Nu vloeide hem van alle zijden lof en eer toe. Op den Frieschen landsdag noodigde men hem zelfs uit om eenige zondagen te Leeuwarden te prediken. De aanzienlijkste edellieden en eigengeërfden woonden in groot getal zijne leerredenen bij, die met algemeene toejuiching werden gehoord. Zoo leefde hij, geacht, nog eene reeks van jaren, en overleed den 8 Jan. 1790 in hoogen ouderdom, niet alleen bij zijne gezindte, maar ook daar buiten den lof nalatende van een regtschapen en verstandig man geweest te zijn.
Hij gaf in het licht:
Leerreden over de onregtvaardigheid der sluykerije. Harl. 1739 4o.
Vijf predikatiën over de natuur en gesteldheid van Christus koningrijk. Harl. 1740 8o.
Gedagten over den brief van J.v.d. Honert T.H.Z. Harl. 1742 8o.
Remonstrantie aan de Ed. Mogenden heeren Staten van Friesland. Amst. 1742.
Vier en twintig leerredenen, die geregeld maandelijks bij Van der Plaats het licht zagen. 1746 4o.
Vraagen over den godsdienst tot onderwijs der jeugd geschikt door de leeraren der Christelijke doopsgezinde gemeente te Harlingen, in 1751 en later herdrukt.
Oude voorspellingen aangaande den Messias en derselver openbaaringe opgehelderd en toegepast op den Heere Jezus en zijn Evangelium, in eenige leerredenen, 3 dn. Harl. 1779.
Overzetting van zestien predikatiën over zeer gewichtige stoffen door Jacob Forster, Harlingen 1737, en Predicatiën over verscheidene stoffenvan J. Clarcke XI dn. 1739-1749, voorts van Richardsons Clarissa of de historie van een jonge Juffer waarin de gewigtigste belangen des gemeenen levens vervat zijn. Harlingen 1752, 1753 8 dn. 8o uit het Engelsch.
Waarschuwing tegen de geestdrijverij vervat in een brief aan