vier stukjes 1826-1829 in het licht gegeven; gaf hij in het licht twee redevoeringen, door hem in 1829 en 1833 als voorzitter der algemeene vergadering der maatschappij tot Nut van 't Algemeen uitgesproken, van welke de eerste ten onderwerp had, over den invloed van het vervullen der burgerlijke pligten op de bijzondere en algemeene welvaart, terwijl hij in de tweede handelde over het behouden en aankweeken van den tegenwoordigen volksgeest.
Ook gaf hij in de Bijdragen tot Regtsgeleerdheid en Wetgeving van mr. C.A. den Tex en mr. J. van Hall D. I, II en IV.
Verhandeling over de behoedmiddelen in geval van scheiding van goederen.
Over het dragen van de schade, uit valsche of vervalschte wisselbrieven ontstaande (uit het Latijn van mr. J. Bondt).
Beschouwingen over de wet van 18 April 1821 op de zamenstelling der regterlijke magt en het beleidt der justitie, vergeleken met het ontwerp, in de zitting van de tweede kamer der Staten-Generaal van 20 Februarij 1829 voorgesteld.
Ook had hij aandeel in den gemeenschappelijken arbeid van mr. F.A. van Hall, en hem zelven, in zich bevattende Aanmerkingen op de ontwerp van het wetboek van strafvordering voor het koningrijk der Nederlanden.
Zijn leven is geschetst door M.C. van Hall en komt voor in de biographiën door de Maats. v. Letterk. uitgegeven 1853.