[Jan Steenwinkel]
STEENWINKEL (Jan), den 3 Junij 1754 te Rotterdam geboren, was de zoon van Gilles Steenwinkel en Elizabeth Willink. Na de Erasmiaansche scholen doorloopen te hebben onder den rector Jakob Hendrik Dreux, vervolgde hij zijne letteroefeningen onder Valckenaer en Ruhnkenius en legde zich onder van der Keessel en Pestel op de regten toe, waarin hij den 22 September 1778 tot doctor bevorderd werd, na verdediging eener verhandeling over Cajus Cassius Longinus. Tot het jaar 1795 leefde hij ambteloos en enkel voor de letteroefeningen, eerst te Leiden, daarna in Brabant, eindelijk te Harderwijk, werwaarts hij zich in 1790 ter woon begaf. Hier werd hij lid der stedelijke regering en bleef die betrekking van 1795-1811 (weinige maanden van 1796 uitgezonderd) waarnemen. In 't begin van 1811 bragt hij als vrederegter van het kanton Harderwijk de nieuwe regtspleging tot stand.
Steenwinkel beoefende de Hollandsche taal- en letterkunde, en gaf in 1784 met Jacob Arnoud Clignett het eerste deel van den Spiegel Historiael van Jacob van Maerland, met taal- en oudheidkundige aanteekeningen in het licht. In 1785 volgde het 2e deel. Ook gaven de beide heeren in ditzelfde jaar gemeenschappelijk hunne Taalkundige Mengelingen, onder de zinspreuk Linguae patriae excolendo amore. Onderscheidene stukjes waren reeds, op een stukje na voltooid en de Spiegel Historiael slechts voor een derde gedeelte uitgegeven, toen de staatsomwenteling van 1787 hem deed besluiten naar Antwerpen te verhuizen. In de laatste jaren van zijn leven hield hij zich bezig met het zamenstellen van een Historisch Biografisch Woordenboek. Hij huwde Komelia van Ell en overleed.
Steenwinkel was lid van verschillende geleerde genootschappen o.a. van de Maatschappij van Ned. Letterkunde.
Behalve de genoemde werken gaf hij in het licht:
De Huisleeraar der Nederlandsche Burgerij. Leyden 1784 8o.
De politieke nalezer van Oude en Nieuwe stukken 30 Oct. 1784-12 Maart 1785. Leyden 20 nrs. 8o.
De Post voor de boeren. Leyden 1785 8o.