briefwisseling met de voornaamste dichters van zijn tijd aan, en werd buitengewoon lid en medebestuurder van het in 1773 opgerigte Haagsche dichtgenootschap Kunstliefde spaart geen vlijt. Hij had als oordeelkundige grooter verdiensten dan wel als dichter. Zijne verzen zijn in het algemeen te gemanierd, zenuwloos en meest van onbeduidenden inhoud. Behalve zijne eigene Gedichten ('s Hage 1755) bezorgde hij in 1750 een nieuwen druk van Vollenhove's kruistriomf en Gezangen, in 1747 het derde deel van Poots Gedichten en in 1747 het Leven van G. Brandt, beschreven door J. de Haes. Na zijn dood, den 3 Januarij 1775, gaf het Haagsche dichtgenootschap zijne Nagelaten gedichten in 1779, met een zwellende en weidsche lofrede aan het hoofd. J. van Spaan vervaardigde een grafschrift op hem. J. Houbraken heeft zijn portret naar Schouwman gegraveerd.
Zie Nagel. Ged., Voorr.; Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenb., D. V. bl. 312; Epigr. Anthol., bl. 114; J. van Spaan; Proeven van Poët Mengelst., D. III. bl. 207; Siegenbeek, Bekn. gesch. der Ned. Letterk., bl. 255; J. de Vries, over de dichters der 18 eeuw, bl. 159; Huberts, Chron. Handb. bl. 96; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.