[Godefridus Sopinga of Sopingius]
SOPINGA of SOPINGIUS (Godefridus), zoon van den vorige, werd den 16 September 1573 te Weener geboren, ontving zijne wetenschappelijke opvoeding te Utrecht, onder Johannes Arcerius Theodoretus, wien hij in 1589 naar Franeker volgde. Hier voleindigde hij zijne godgeleerde studiën, onder Martinus Lydius, Henricus Antonides, Sibrandus Lubberti en ontving het onderwijs van Johannes Drusius in het Hebreeusch. In 1595 aanvaardde hij het beroep naar Tjerkwerd, sloeg verschillende beroepen af, en vertrok eindelijk in 1604 naar Bolsward. Twee jaren later werd hij tot hoogleeraar te Franeker beroepen; hij bleef echter te Bolsward, waar hij den 30 November 1615 overleed.
Hij gaf in het licht:
Apologetica responsio ad libellum anonimum qui vocatur Bona fides Sibrandi Lubberti et ad H. Grotii pietatem, cui aunexa est ipsa Bona fides anonymi et vita auctoris. Franeq. 1616 4o.
Hij liet in handschrift na, behalve verschillende twistschriften, dogmatische en critische werken:
Castigationes in aliquot libros Jamblichi et separatim Notae in librum Jamblichi de vita Pythagorae et Protrepticon ejusdem.
Observationum et Emendationum aliquot.
Notae in Sidonium Apollinarem.
Notae et emendationes in Glossas Isidori.
Notae ad Eustatium Grammaticum. Catalogus Tabularum Comicarum et Tragicarum.
Quaesita per Epistolam.
Ook is zijn Epistota ad Jo Js. Pontanum de Herba Brittannica et unde haec ita dicta opgenomen in A. Matthaei Sylloge. p. 44.
Zie Konigii, Bibl. net. nov. voce; P. Burmannus moior, ad Syll. Epistol., T. V. p. 115; D. Gerdesii, Libr. rar. florel. p, 326, 327; Catal. Bibl. Bunav., T. I. Vol. II. p. 1617; J. Alberti, Praef. ad Hesychium v. Αϰαϰίαγος en Αμϕωξος; Witte, Diarium; Paquot, Mém., T. I. p. 129-132; Francii, Catal. p. 143; Greydanus, Predd. d. Cl. v. Franeker, bl. 177, 178, 179; Glasius, Godgel. Nederl.; Nav., D. V. bl. 71; Rogge, Bibl. d. Contra-Rem. schrijv., bl. 80; Kobus en de Rivecourt; Verwoert.