Fredericus Spanheim, Joh. Polyander a Kerckhoven, Andreas Rivetus, Anna Maria a Schurman en anderen.
Zijne schriften zijn:
Oppidum Batavorum, seu Noviomagum. Liber singularis, quo ostenditur Batavorum oppidum, Corn. Tacito Lib. Hist. V. CXIX memoratum, esse Noviomagum, eâdemque operâ plurìma traduntur quae Batavorum originibus, historiae, reique publicae et antiquariae illustrandae faciunt. Amst. 1645. (Sommige exemplaren tellen 1644). 4o.
Hij verrijkte de tweede uitgaaf van het werk van Fortunius Licetus, de reconditis antiquorum lucernis. Paduae 1662, op verzoek van N. Heinsius, met eene geleerde verhandeling de lucernis veterum reconditis.
Antiquitates Neomagenses, sive notitia rarissismarum rerum antiquarum, quas in veteri Batavorum oppido studiose comparavit Joannis Smetius Pater et filius. Noviom. 1678. 4o.
Beschrijving en chronyk van de oude stad der Batavieren. De eerste door hem in het Latijn gesteld en zoo geplaatst in de Latijnsche uitgave van de beschrijving der Nederlanden van Guicciardini, werd door zijn zoon vertaald en omgewerkt. De Chronyk tot het jaar 1300 loopende, werd mede door hem nagezien tot op het jaar 1591 vervolgd en te zamen met de Beschrijving, bij Regnerus Smetius, in een 8o. boekdeeltje uitgegeven. G.C. in de Betouw heeft later van dit boek eene verbeterde en grootelijks vermeerderde uitgave bezorgd, in welke de geschiedenis van Nijmegen, voornamelijk uit de aanteekeningen van zijn vader, tot op het jaar 1784 vervolgd is (Chronyk van de Stad der Batavieren, nevens de beschrijving van Nijmegen, door Johannes Smetius, uit de eigenhand. aanteek. verbeterd en vermeerderd, voorts vervolgd tot den jare 1784. Nijm. 1784.)
Beschrijving van een ten jare 1627 te Nijmegen ontdekt overblijfsel van het eerste Christendom, door den zoon in de Antiquitates Neomagenses medegedeeld, en door in de Betouw afzonderlijk uitgegeven (De Sarda seu Carneola crucem et pisciculos referente, ad quartum lapidis jactum infra Neomagum non procul a Vahalis ripa inventa. Neomagi 1785, 8o.) Commentatiuncula in C. Corn. Taciti Hist. Lib. V. cap. XIX, ubi Bellum Batavicum narrat a Cerealo cum Claudio Civile gestum et exustum a civile Batavorum oppidum, Qua ostenditur non legendum apud Tacitum, Batavodurum sed oppidum Batavorum, nec Batenburgum, neque alium, si Neomagum exeipias, locum esse, cui id Batavorum oppidi nomen conveniat, door in de Betouw in 1785 te Nijmegen uitgegeven.
Eene algemeene opgave van den door Smetius opgelegden schat werd het eerst achter den catalogus zijner nagelaten Boekverzameling gedrukt (Indiculus generalior supellectilis