Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Eerste stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 565]
| |
stede verloor hij twee broeders, en zag zijne moeder aan den rand des grafs. De vader vreezende ook te zullen aangetast worden, beval Florentius aan de stads-regering als alumnus aan, om later voor kerk of staat de burgerij nuttig te zijn. Hij werd dan ook als stads-kweekeling op eene jaarlijksche bijdrage van f 250 aangenomen (25 Sept. 1636) en behield er het genot van tot 1640. Toen als artium magister zich te 's Bosch vestigende, werd hij tot professor philosophiae der illustre school, op het jaargeld, dat hij als alumnus genooten had, aangesteld, mits zich onder Maresius in de godgeleerdheid bekwamende. Na diens vertrek naar Groningen, wenschte hij met den leerstoel der godgeleerdheid bekleed te worden, doch vruchteloos; hij moest zich met die der wijsbegeerte vergenoegen, terwijl echter later (1644) zijne jaarwedde op f400 gebragt werd. In 1664 ging hij naar Leiden als hoogleeraar in de geneeskunde. Hier had hij (1639) vroeger gestudeerd, en promoveerde den 18 April 1664 tot med. dr. na het openbaar verdedigen eener dissertatio de natura et usu lienis, die door G.C.B. Suringar zeer werd geprezen. Ook werd hem in 1667 het onderwijs der kruidkunde met het opzicht over den Botanischen tuin aanbevolen, waaromtrent hij zich zeer verdionstelijk maakte. Hij overleed den 5 van Herfstmaamd 1669. Hij heeft verscheidene werken van Descartes uit het Fransch in het Latijn overgezet, en voorts een lijst vervaardigd van de planten en gewassen aanwezig in den Hortus Botanicus te Leiden, benevens een lijst van inlandsche planten en gewassen, welke in den omtrek der stad gevonden worden. Hij is bij van der Aa afgebeeld. Men heeft van hem een tegenschrift van een puriteinsch boekske tegen het dragen van lang hair, door een predikant onder 't pseudoniem van J. Poiminander in 't licht gegeven (Absoloms-Hayr. Dordr. 1642. 8o.) Het heeft den vorm van eenen brief aan eene Juffrouw E.V.D. en is onderteekend: A. Verborg, pseudoniem van Florens Schuyl. ‘Raedt voor de Scheer-siecke Hair-cloovers. 's Hertogenb. J. van Dockum 1644. Raedt voor de Scheer-siecke Hayr cloovers. Door Florens Schuyl, ordin. prof. der philos. binnen 's Hertogenbosch. Het tweede deel. 's Hertog. Ald. De titels zijner oudere geschriften zijn: Catalogus Plantarum horti Academici. Leid. L.B. 1668. Renatus Descartes de homine, figuris et latinitate donatus a Florentio Schuylio, inclytae urbis Sylvae-Ducis Senatore et ibidem philosophiae professore. Leidae 1662. 4. De Physiologia medicea Pars I. Leidae 1665. 4o. De veteri Medicina. Leidae et Amst. 1673. 12mo. | |
[pagina 566]
| |
Zie Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hoogeschool, D. II. b 72, 73 T. en B. bl. 138, 139; Soermans, Acad. Reg., bl. 57; Hortis brevis Historia, door Boerhaave, geplaatst voor D. I. van zijne Index alter plantarum, quae in horto Academico-Lugduno-Batavo aluntur p. 28; Hermans, Gesch. d. fil. en lat. school te 's Bosch, bl. 12, 13: G.C.B. Suringar, Invloed der Cartesiaansche wijsbegeerte op het natuur- en geneeskundig onderrigt aan de Leidsche Hoogeschool, bl. 50, 51; Haller, Biblioth. anatom., T. I. p. 536; Meth., p. 374, 521, Bib. M. Pract., T. III. p. 263; Heydani, Orat. fun., Swammerdam, Bijbel der Natuur, bl. 90; Banga, Gesch. der Geneesk., bl. 512 volgg.; Plemp, Fundam. Med., XVI; Sylvius, Orat., anno 1670, Diemerbroek, Anat., p. 47; R. de Graaf, Oper., p. 417, 425; Bartholini, Epist., T. IV. p. 113; Cherselier, voor de nieuwe uitgaaf van het gemeld tractaat van Cartesius door L. de la Forge, Franiof. 1692; van der Aa, Aardr. Woordenb., D. V. bl. 477, 489; van Someren, Uytsp. der vernuften, bl. 431; Muller, Cat. v. Panfl., D. I. bl. 367; Cat. de la Bibliothèq. de Mr. J. Muelman, p. 230; Nav. (over het geslacht Schuyl,) D. X. bl. 336, 337. |
|