digen eener nieuwe Psalmberijming af te vaardigen. Hij zelf schreef drie taalkundige werken, die in ms. in de bibliotheek der maatschappij van Ned. letterkunde, waarvan hij lid was, berustten (over de wijzen en tijden der werkwoorden; de verbuiginge der Nederduitsche werkwoorden, van de woordbuiginge der hulpwoorden zijn of weezen, hebben, worden, laaten; over de woorden thans en Weleerwaardig Heer). Ook bezit deze maatschappij van zijne hand een Lijst van Lombardische woorden uit Paulus Warnefridus Diaconus, en van Iperen vermeldt zijne Taalkundige aanmerkingen op eenige Psalmen van Voet. Even als zijn vriend Eusebius Voet, vervaardigde hij stichtelijke gedichten, die, schoon door die van den eersten overtroffen, toch niet zonder verdiensten zijn. Driemaal werden zijne Stichtelijke Gezangen in 4 deelen, en het 1ste deel viermaal, het laatst in 1783, herdrukt. Het 4de deel bevattende de muzyk, is in 1787 in het licht gekomen.
Onder de op hem vervaardigde lijkzangen is er een van van Woensel, die hem ‘een zanger vol van vuur,’ een ‘David van zijn tijd’ noemde; Jacobus Tol noemde hem ‘een puikpoeët en hemelharpenaar, de eer der beste poezy.’
In 1788 gaf A. van den Berg nog een bundel Nagelatene Gedichten van Schutte in het licht.
Hij was ook lid van het dichtgenootschap, Kunstliefde spaart geen vlijt te 's Hage, van het genootschap Dulces ante omnia Musae te Utrecht, en Concordia et Labore te Dordrecht.
Hij is meermalen afgebeeld.
Zie Saxe, Onom., T. VII. p. 98; C. Boot, Epistola ad R.S. ad Psalmi XLV:3, in Bibl. Hag. Fasc., 1 p. 562 seqq.; Richter, in Bibl. Hag., T. IV. p. 84; Vervolg op Wagenaar's Amsterdam D. XXI. bl. 98; 99; L. Hamerster, Leerred. over het godvr. Leven en zalig afsterven van R. Schutte, Amst. 1785; Kok, Vad. Woordenboek Bijv.; D. III. bl. 311, 312; Neue Gelehrte Europa, Th. X. S. 401-406; Schotel, Kerk. Dordr., D. II. bl. 353 volgg.; Glasius, Godgel. Nederl.; Schutte, Bundel van plegt. leerreden., 1772; Brans, Naamr., bl. 108; Wagenaar, Amst., D. VII. bl. 494; Paauw en Veeris, Vern. Kerk. alphab., bl.; Boekz. 1762 a. bl. 362, 1778, bl. 669 volgg. 1779, bl. 663 volgg., 1789, bl. 400-405, 1841, bl. 472; Ger. Borstius, Opwekking tot blijdschap en wensch op de overkomst van R.S. te Amst.; Voet, Nagel. Sticht. Gez., Dordr. 1780 8o., bl. 106 volgg.; Krieger, bij het vernemen van den dood van Schutte, Lijkgezangen op R.S.; Brouwer, Leerred. over het H. boek Esther, Voorr. bl. IX; de Vries, Proeve eener Gesch. d. Ned. Dichtk., D. II. bl. 174; Siegenbeek, Gesch. d. Ned. Letterk., D. I. bl. 74;
Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenb., D. V. bl. 248 volgg., Handel. d. Maats. v. Ned. Letterk., 1784 bl. 8, 1785 bl. 2, 1795 bl. 5, 1804 bl. 13; van Iperen, Kerk. Hist. v.h. Psalmgezang, D. I. bl. 265; van Emstre, Bijbelverkl. v. Palest., bl. 17; Aanteekk. op Shaws Reizen door Barbar. en het Oosten; Collot d'Escury, Holl. roem, D. III. bl. 400, 401; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr., Cat. v.d. Bibl. d. Maats. v. Ncerl. Letterk., D. I. bl. 256.