pen op en gaf twee geschriften in het licht: Het kerkbestuur door J.J. Scholten voorgesteld, beoordeeld en wederlegd. Dev. 1817, en de R.K. kerk verdedigd tegen de beschuldigingen van J.J. Scholten. Ald. 1818, terwijl hij later M. Luther, ten onregte als Hervormer voorgedragen, 2 D. Amst. 1819, liet volgen. Scholten zette zich aan den arbeid om zich en de leer van het Protestantisme te verdedigen; doch hij mogt de uitgave van zijn geschrift niet beleven. De geleerde E.M. Dorper voltooide zijn werk, en gaf in 1823 te Haarlem, in 2 St., in het licht: Handhaving der waarheid tegen de bedenking van den heer J. Bramer. Hierin toonde Scholten dat hij als apologist van het reine Evangelie aan mannelijken ernst, zachte bescheidenheid wist te paren. Proeve zijner predikwijze gaf hij in Tweetal leerredenen op de Hervorming en Leerredenen. Amst. 1822.
Scholten heeft zich insgelijks jegens de Nederlandsche hervormde kerk verdienstelijk gemaakt bij deze nieuwe organisatie in 1816, en was lid van het daarop gevolgde bestuur. Hij was de eerste president van het provinciaal kerkbestuur van Noord-Brabant en in 1816 lid der Synode. Hij gaat in portret uit.
Zie Glasius, Godgel Nederl. Hand. d. Chr. Syn. d. Ned. Herv. kerk voor 1816 bl. 69, voor 1818 bl. 83, 109; Van den Vijver, Geschiedk. beschrijv. v. Amsterd. D. IV. bl. 252, 253; Kobus en de Rivecourt; van der Aa, N.A.B.C. Woordenb.