Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Eerste stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 371]
| |
van veel belang, en legde hij er zich ijverig op toe. Dit evenwel was hem niet genoeg, maar hij nam ook, in de tusschenuren, die hem van zijne beroepsbezigheden overschoten, het etsen bij de hand, en heeft daarvan in vroeger jaren verscheidene zulke fraaije proeven geleverd, dat men daaruit kon opmaken, dat, indien hij daarbij gebleven was, hij een waardfg opvolger van den Belgischen Schmidt zou kunnen geworden zijn. Kramm vermeldt van hem de volgende etsen: Twee landschappen; een gezicht in den Haarlemmerhout; een zeetje met zeilende schepen; het afloopen van het oorlogschip de Hercules, gebouwd door den scheepstimmerman J. Spaan, op de nieuwe werf buiten Dordrecht, den 12 April 1782. J. van Strij ad viv. del., J.S. sculp, in fol. oblong, een Pennesnijder naar de Koning, en eenige vignetten in de Gedichten van Dirk Kuypers. In kennis gekomen met de heeren van Stry, Versteeg, Hoffman en anderen, beproefde hij op hunnen raad ook het schilderen, tot onderwerp kiezende, stadsgezigten. Hij slaagde hierin gelukkig en zijne kunst, vond een plaats in de kabinetten o.a. van de heeren van Zuylen van Nijevelt en Onderwater van Puttershoek te Dordrecht, van den baron Steengracht te 's Hage, en van den hertog van Ursel te Brussel. Hij zond ook fraaije stukken op de tentoonstellingen, o.a. te Dordrecht in 1819 4 stadsgezichten onder welke één met beelden en schepen, gestoffeerd door J.C. Schotel. In 1824 prijkte op het jubelfeest van Pictura te Dordrecht in de gehoorzaal zijn keurig Gezicht op de Groote kerk van Dordrecht en een fraai stadsgezicht langs eene gracht, gestoffeerd door J.C. Schotel. Op de Lijst der kunstwerken ter verloting ingezonden, ten behoeve van het vaderland 1831 komt van hem voor een achterbuurtje. Het museum te Dordrecht bezit van hem een stadsgezicht binnen Dordrecht met J.C. Schotel geschilderd. Hij was een braaf en eenvoudig man, mede-directeur van het genootschap Pictura, honorair-lid der academie van beeldende kunsten te Amsterdam. Hij overleed te Dordrecht in 1842.
Zie van Eynden en van der Willigen, Leven der Schilders, D. III. bl. 76, 77; Immezeel; Kramm; Feestviering van Pictura, bl. 72. |
|