[Willem Hendrik Schmidt]
SCHMIDT (Willem Hendrik), den 12 April 1809 te Rotterdam geboren, genoot in zijn jeugd het onderwijs van G. de Meyer, doch ontwikkelde hoofdzakelijk zich zelven. Opgeleid in den handel zijns vaders, winkelier in bedden en matrassen, kon hij aanvankelijk zich alleen bij tusschenpozen aan zijn geliefdkoosd vak wijden en besteedde den uitgewoekerden tijd aan de studie der natuur, en in het Rotterdamsch teeken-collegie Hierdoor tot Hooger, waar zijne teekeningen herhaaldelijk bekroond werden. Twee jaren na zijn huwelijk (1835) begon hij zich uitsluitend op de kunst (genre historique) toe te leggen en zijne elkander opvolgende binnenhuizen en portretten ware bewijzen van zijnen uitmuntenden aanleg. Zijne stukken werden op verschillende tentoonstellingen, zoo als te Antwerpen en te 's Hage, met medailles bekroond. In 1840 deed hij een belangrijke kunstreis tot verdere ontwikkeling van zijn talent en bestudeerde de verschillende scholen in de museums te Dusseldorp, Frankfort, Berlijn, Leipzig, Dresden, Praag, Weenen, Munchen, en op de Rotterdamsche tentoonstelling van 1838 zag men 3 schilderijen van zijn penseel, die in ware verdiensten om de kroon wedijverden. Het ééne was een portretten groep van drie meisjes uit den deftigen stand ten voeten uit, het tweede (Rijkdom en armoede) eene rijke compositie van onderscheidene figuren, het derde (Het huwelijks contract) stelde een prachtige binnenkamer voor, in welke een notaris zich bezig houdt met het maken eener huwelijks-overeenkomst, terwijl hij met aandacht luistert naar hetgeen de vader der verloofde hem met ernst en nadruk schijnt te beduiden, tegenover de vader zit, aan deze zijde der tafel zijne gade, die met ingespannen oplettendheid acht geeft op zijne woorden; ter regterzijde staan de verloofden in genoegelijk gesprek.
Immerzeel vermeldt nog van hem: een monnik, brood brengende aan eene zieke vrouw (1839), een kraamkind (1839) een kinderschool, eene Beaarding (in sapverw), de Biecht (1841) op de Haagsche tentoonstelling in dit jaar met zilver bekroond, en de laatste oogenblikken van een kloostervoogd, op de tentoonstelling te Brussel in 1842, eene compositie van 17 verschillende hoofden, allen verschillend in houding en karakter en toch allen een en dezelfde gedachte uitdrukkende. Op de tentoonstellingen in 1844 te Rotterdam en Amsterdam zag men van hem eene uitmuntende schilderij, voorstellende Oldenbarneveld wordt het doodvonnis aangekondigd. In 1848 was op de tentoonstelling te Keulen eene sehilderij van onzen kunstenaar, voorstellende de opwekking van het dochtertje van Jaïrus, 't geen in de Kölnische Zeitung het eerste, de schilderij Adam en Eva bij het tijk van Abel het tweede voornaamste schilderij dezer expositie noemde. Schmidt had een fiksch en een breed penseel, zuiver en krachtig koloriet bij een welge-