welijks waren zij in elkanders nabijheid, of er ontstond een hardnekkig gevecht, 't geen eerst met den avond een einde nam. Schaep, in stede van den nacht tot ontvlugting te baat te nemen, toonde zich des anderen daags bereid het gevecht te hervatten. Hij tastte ze zoo hardnekkig aan, dat ze, van wege de schade aan schepen, touwen en zeilen, zich genoodzaakt zagen den strijd op te geven en een haven op te zoeken. Niettegenstaande de groote schade die ook hij had geleden, bleef Schaep post houden. Op den derden dag ontdekte hij een ander Algerijnsch oorlogschip voerende 50 stukken. Terstond raakten de beide schepen aan elkander, en weerde zich Schaep zóó dapper dat de Algerijn genoodzaakt was af te houden. 's Anderendaags werd het gevecht hervat; doch naauwelijks had Schaep zijnen vijand de tweede laag gegeven of er sloeg brand in zijn buskruid, met dit gevolg dat het schip met volk en al in de lucht sprong. De dappere en kloekmoedige Schaep vond zijn graf in de golven.
Zie Wagenaar, Amsterd., D. VI. bl. 282; Europ. Merc., 1723; Kok; J.C. de Jonge, Gesch. v.h. Neêrl. zeewezen, D. V. bl. 43.