Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Eerste stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jacob Sautain of Sautyn]SAUTAIN of SAUTYN (Jacob), zoon van Jacob Sautain en Ursula Hazel, werd den 1 Oct. 1648 te Middelburg geboren, maakte zich met zijn broeder, Johan Sautain, zeer vermaard door het uitrusten van commissievaarders of kaperschepen in de oorlogen met Frankrijk van 1689-1697 en 1702-1713. Zij bragten in zee voor eigen rekening 36 commissievaarders, gewapend met 1206 stukken, zoo metaal als ijzer geschut, bemand met 8520 koppen, die, gedurende de gemelde oorlogen meer dan 500 | |
[pagina 147]
| |
kruistogten deden, terwijl de kosten, hier aan uit eigen kas besteed, een som van 31 miljoen, een honderd en elf duizend gulden beliepen. Deze fregatten of commissievaarders voerden de gewone vlag van den Staat, alleen met dit onderscheid, dat ze, ten bewijze van bijzonderen eigendom, en uitsluiting van alle verdere rederijen, op den middenstreep beschilderd waren met het familiewapen der SautainsGa naar voetnoot1). Ook was dit wapen uitgehouwen achter aan de spiegels, aan de campagnes of zonnedekken der fregatten en op de hakkeboorden der sloepen. Tevens pronkten de kleppen van de mutsen der sloeproeijers met dit wapen, als ook het jagt der eigenaren. Deze regt vaderlandsche onderneming werd door een gewenschten uitslag bekroond en deed de eigenaren van hunne kostbare uitrustingen, welverdiende vruchten plukken. Toen in 1691 een aanzienlijke en zeer rijke nederlandsch-smirnasche vloot, uit 36 schepen bestaande, den steven naar het vaderland gekeerd had, staken vijf zware koningsschepen van linre, onder het opperbevel van den ridder de Tourville uit de haven van Toulon in zee met plan om zich van dien vetten buit meester te maken. De fransche ridder werd, op de hoogte van kaap Bonne, door verscheidene schepen der heeren Sautain ontmoet. Deze leverden hem slag, en bestreden hem zoo manmoedig, dat hij met verlies van 300 dooden, een groot aantal gekwetsen en zwaar beschadigde schepen, genoodzaakt was de haven van Toulon wederom op te zoeken. Intusschen was de smirnasche vloot de baai van Kinsale in Ierland binnengeloopen, en werd van daar door de gemelde commissievaarders in Texel behouden binnen gebragt. - Van geen minder belang was de dienst, door de fregatten der heeren Sautain, eenigen tijd daarna aan het vaderland bewezen. Ter gelegenheid dat 's lands vloot, in de Noordzee, een neêrlaag had geleden, ontwierp de befaamde ridder Jan Bart het plan eene landing op het eiland Walcheren, 't welk zonder bezetting en van de meeste inwoners verlaten was, te beproeven, een plan, dat indien het gelukt ware, geheel Zeeland in 's vijands magt zou hebben doen vallen. 't Waren de kapiteinen der commissievaarders | |
[pagina 148]
| |
dier heeren die dit ontwerp verijdelden, althans de volbrenging er van deden mislukken. Van grooten dienst waren ook de fregatten, in de beide zeeslagen op den 28 Mei en 1 Junij 1692 tusschen de vereenigde engelsche en nederlandsche en de fransche vloten, op de hoogte van Kaap la Hogue, waar de onttroonde koning Jacobus II zich toen bevond, het gevecht van verre aanschouwde en aan den koning van Frankrijk kennis gaf van de nederlaag zijner vloot. Een der fregatten der Sautains, de Zeven Provincien genoemd, onder bevel van kapitein Evert de Liefde, een kloek en weerbaar vaartuig, voerende 46 stukken geschut en met 409 koppen bemand, was zóó deerlijk gehavend dat het naar Plymouth moest worden opgezonden. Op een anderen tijd redden eenige commissievaarders der Sautains een rijk geladen O.I. retourschip, na het reeds een en andermaal tegen vijandelijk geweld behoed te hebben, voor de derde maal, voor de haven van Duinkerken, uit een zóó dreigend gevaar, dat men op dit schip, niets anders dacht, of men zou zich binnen weinige oogenblikken hebben moeten overgeeven. De dappere kaperkapiteinen voorkwamen die ramp, en bragten het rijkgeladen kompagnieschip op de reede van Rammekens ten anker. Vooral verdient vermelding het kloek bedrijf van twee fregatten der Sautains. De Zeven Provincien, gevoerd door den gezaghebber Gerardt van der Port, en de Koningin Maria, onder bevel van kapitein Andries Meyster, beide kloeke en welbemande schepen, door de eigenaars voorbedachtelijk uitgerust, om op te huiskomende fransche en spaansche zilvervloot te kruissen, ontdekten op de hoogte van St. André drie fransche oorlogschepen. Terstond maakten zij er jagt op, en na ze onder het bereik van hun geschut te hebben gekregen, deden zij den aanval met zulk een woede dat een der vijandelijke vaartuigen l'Indiscret, door den baron de Confernac gevoerd, na een hevig gevecht zich moest overgeven. Van dezen vernamen onze beide moedige kaperkapiteinen dat de spaansche en fransche zilvervloot, op de hoogte der Terreneufsche banken, door storm en mist was verstrooid, en zich in een zwaar gehavenden staat bevond. Met deze gewigtige ontdekking, en het veroverde Fransche schip onder de vlag, begaf zich kapitein van der Port naar Engeland en deelde zijne ingewonnen berigten ten hove mede, waarop de koningin aan kapitein van der Port bevel liet geven, om de vereenigde engelsche en hollandsche vloot op te zoeken, en haar van zijn kondschap verslag te geven. Hij slaagde hierin gelukkig, bragt de zaak ter kennisse van den admiraal Rooke, met last der koningin, om, zonder eenig tijdverzuim, den steven naar Vigos aan de kust van Gallicie te wenden, waar de zilvervloot inmiddels was aangekomen. Onder begunstiging van een zware mist, en zonder van den vijand gezien te | |
[pagina 149]
| |
worden, kwam de vloot den 22 November 1702 in de baai ten anker. Des anderen daags deed de admiraal Rooke 2500 man aan wal gaan, die straks een aanval deden op het kasteel, het bemagtigden en de vereenigde engelsche en nederlandsche vloot gelegenheid gaven om den vetten buit, die op 26 miljoenen werd geschat, te vermeesteren. Geen geringe eer legden de Sautains hierbij in. Geen kleine diensten bewezen ook de fregatten der Sautains aan het vaderland door hunne kruistogten op de fransche Groenlandsvaarders. Op zekeren tijd ontmoetten zij vier fransche oorlogschepen, die het oog op de nederlandsche Groenlandvaarders hadden, leverden ze slag en gaven alzoo den onzen gelegenheid, het gevaar, dat hun dreigde, te ontvlieden en onze vaderlandsche havens behouden binnen te loopen. Het getal der door de Sautains uitgeruste commissievaarders in den grond geschotene, gerantsoeneerde of in de nederlandsche havens opgebragte fransche schepen wordt op 80 begroot. ‘Duizende matroozen kwamen hierdoor aan een bestaan, 's lands gemeene middelen werden er door bevoordeeld, verscheidenen handwerken en neringen bloeiden er door.’ Jacob Sautain huwde den 19 December 1674 Aplonia Cortgenet, en verwekte o.a. bij haar Abraham Sautain, den 17 Augustus 1706 gehuwd met Vrouwtje Elias, dochter van Mr. Jacob Elias, raad der stad Amsterdam en bewindhebber der O.I. Maatschappij ter kamer der genoemde stad. Jacobs broeder Johan Sautain werd den 13 October 1650 geboren, trad 30 Maart 1677 in den echt met Catharina Snouck en verwekte bij haar verscheidene kinderen.
Zie van Wijn, Aanmerkingen en Bijvoegselen op Wagenaar, D. XVI. bl. 60, 61; J.C. de Jonge, Gesch. v.h. Ned. Zeew. D. IVa. bl. 293, D. IVb. bl. 468; Kok. |
|