secten, de uit- en inwendige deelen van eenige derzelven, vischschubbeu, houtsneden, preparaten van heesters, planten, bloemen, zaden, vliezen, pluisen en kiemen (die, door hun ontwikkeld de plant reeds de kiem der zaden aantoonden), plantdieren, zeeschelpeu, koraalgewassen, sehelpen, geheele en doorgesneden hoorntjes, steenzwammen, zaden, delfstoffen, als: goud, zilver, koper, ijzer, tin eu lood
ertsen, halve metalen, dropsteenen, versteeningen enz., alle op de keurigste wijze geschikt en ingerigt, om door het miskroskoop, hetzij als ondoorzigtbare of doorzigtbare voorwerpen beschouwd to worden. Zij zonden op de openbare tentoonstelling van kunsten en handwerken, op last van het gouvernement, in 1806 te Utrecht geopend, eenige proeven van hunnen arbeid. Al aanstonds trokken deze de aandacht, inzonderheid een laadje met 36 voorwerpen, die f 108 golden, waarvan de meeste voorwerpen met het ongewapend oog niet konden gezien worden, en de glaasjes er zich ledig aan vertoonden. Geen wonder, daar zij o.a. de teeldeelen en bloedvaten van vlieg, mug, luis, vloo enz. bevatten, als ook de oogvliezen der kleinste insecten, waarin het getal der facetjes bewees dat de meesten insecten meer dan 3000 oogen hebben. Na afloop der expositie werd hun een zilveren medaille ter hand gesteld.
Kort daarna kregen zij last voor koning Lodewijk een kabinetje met miskroscopische voorwerpen te vervaardigen, dat in zijne verzameling van natuurlijke historie werd geplaatst.
Bij de door hun van tijd tot tijd vervaardigde Natuurlijke Historie van eenige insecten, als van de gaasvlieg, de gevleugelde en ongevleugelde mier, de kakkerlak, de walvischluis en de menscheluis, gelukte het hun in 1811 de natuurlijke historie van de vloo, in 22 voorwerpen, daarbij te voegen. Dit en de overige voorwerpen hunner bekwaamheden werden door landgenooten en vreemdelingen bewonderd.
Beide kunstenaars stierven, na eene ziekte van weinige maanden. Abraham IJpelaar den 6 Dec. en Marten Sas den 7 Dec. 1812.
Zie Jaarboeken van den Staat der Kunsten en Wetenschappen in Holland; Konst- en Letterb. 1812. D. I. bl. 210 volgg.