[Martinus Rummerink]
RUMMERINK (Martinus,) zoon van Johannes Rummerink, predikant te Meden, Scheemda en laatst te Groningen, bezocht de Groningsche, Utrechtsche en Leidsche hoogeschool, en werd prredikant te Oldenschoot en aanhoorige dorpen (1765) te Voorschoten, (1774) te Leeuwarden, van waar hij in 1777 te Dordrecht werd beroepen. Tweejaren later begeerden hem die van Groningen, doch hij wilde Dordrecht niet verlaten. en bleef er tot 1807 in zijne bediening werkzaam. Hij overleed den 1 December 1813, bij zijne huisvrouw, Adriana Pulat, geen kinderen nalatende. Als kanselredenaar heeft hij zich bekend gemaakt door eene lijkrede op Jacoba Maria Baronesse van Wassenaer (1771,) en twee bundels Leerredenen, Dordrecht 1807, 1808. Hij was (1785) mede oprigter van het Genootsehap ter verdediging der voornaamste waarheden van de christelijke godsdienst, inzonderheid tegen derzelven hedendaagsche bestrijders.
Zie Ypey, Kerk Gesch. d. XVIII eeuw, D. VII bl. 659; H.J. Royaards, het Haagsch Genoots., bl. 159; Schotel, Kerk. Dordr., D. II bl. 579; Glasius, Godgel. Nederl; Brans, Kerk. Reg.; Vorwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.