Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 16
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 251]
| |
van Woerden, later raadsheer in 't hof van Holland, laatstelijk in 't hof van Utrecht. Hij behoorde tot de verbondene Edelen in 1566. In het vonnis van Alva en zijnen Raad tegen een aantal Utrechtschen, onder welke ook zijne stamgenooten en zelfs zijn natuurlijke zonen, Philips en Willem, geteld worden, vindt men zulks niet gemeld, en wordt hij alleen raadsheer van Utrecht en aldaar gevangen op 't kasteel genoemd. In zijn doodvonnis (5 Augustus 1568) zei de provoost van den maarschalk generaal der Nederlanden, gebleken te zijn, dat Gerrit van Renesse, ter predikatie van de nieuwe religie geweest was, die geprezen, en verklaard had ‘dat even verre de koning overkwam met de Spanjaarden, en met de inquisitie en plakaten voortvaren wilde, men dezelve uit het land zou houden;’ ‘wijders, dat hij met woorden en werken zich merkelijk in de voorgaande twisten gewikkeld en daardoor de misdaad van gekwetste majesteit en opstand bedreven had,’ doch van zijn deelneming aan het genoemde verbond, gewaagt hij geen woord. Hij werd den 25 Augustus 1568 te Utrecht onthalsd met verbeurdverklaring zijner goederen. Hij liet bij zijne vrouw Geertruida van de Haar kinderen na.
Zie Goudhoeven; Hoogstraten; van Leeuwen; Kok; Marcus, Sententiën van Alva, bl. 107, 323, 324; van Meteren; Ned. Hist. B. III. bl. 54; Bor, Authent. Stukken. D. I. bl. 129, B. V. bl. 209 (291) G. Brandt, Bijv. op Hist. d. Ref. D. I. bl. 56; Te Water, Verb. d. Ed. D. III. bl. 246 volgg; Wagenaar, Vad. Hist. D. VI. bl. 233. Aant. Kobus en de Rivecourt. |
|