Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 16
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 83]
| |
Friesch geslacht, volgens Ferwerda in 1528 te Leeuwarden geborenGa naar voetnoot(†), zoon van Joan Rataller, eerste rentmeester en raad van Karel V in Friesland, en van Ida van Loo Gerritsdochter. Hij werd het eerst in de schoolkerk van St. Catharina, door Antonius van Keulen onderwezen en had Suffridus Petrus tot medeleerling. Eenigen tijd daarna ging hij naar de St. Hieronymus school te Utrecht, waar hij onder Georgius Macropedius groote vorderingen maakte. Hij had toen reeds zulk eene neiging voor de poëzy, dat zijn vader er zich over verontrustte en hem de beoefening er van afraadde, wijl die schadelijk zou zijn voor zijn fortuin. Rataller legde zich nu te Leuven op de regtsgeleerdheid toe. Hij was daar in 1548, en ging het volgend jaar naar Frankrijk, en vervolgde te Bourges, onder Stephanus Stratius, zijne studiën. Zijne omstandigheden waren er niet schitterend, blijkens een brief door hem uit deze stad aan Lodewijk van Vlaanderen, burgemeester van Utrecht, geschreven, waarin hij dezen verzocht hem van wege den keizer gedurende drie jaar een inkomen te verschaffen, ten einde zijne studiën in de regten te voleindigen. Na vervolgens de hoogescholen van Italië bezocht en zich ook daar op de regtsgeleerdheid toegelegd te hebben, werd hij raadsheer in den raad van Artois, in plaats van Jacques de Rebrocizettes. Van daar ging hij naar Mechelen, waar hij in 1560 raadsheer in den Grooten Raad werd. Terwijl hij deze betrekking waarnam, zond hem de regentes Margaretha van Parma (1565) naar Frederik II, koning van Denemarken. Zich gelukkig van zijn zending gekweten hebbende, werd hij den 11 Augustus 1569 tot president van den raad van Utrecht benoemd en bekleedde dit ambt tot zijn dood, den 6 October 1581.Ga naar voetnoot(**) Hij overleed plotseling in zijn beroep in de raadzaal, en was in het laatst van zijn leven de vraagbaak van velen, en inzonderheid gezien bij den president van der Mijle. Hij bleef ook de bijzondere vriend van Willem Canter, en tevens van de meeste geleerden van zijn tijd. Rataller was een goed dichter en als zoodanig door Adrianus van der Burch, die hem in een lijkzang betreurde, Paquot, | |
[pagina 84]
| |
Janus, Brouckhusius en Adriaan van Royen geprezen. Hij huwde Margaretha van Loo, die hem overleefde, bij wie een zoon, Philips, griffier bij den Provincialen Raad van Utrecht, en twee dochters, Cornelia, gehuwd met Philip Doublet, tresorier der Staten-Generaal, wiens afstammelingen den naam van Rataller hebben aangenomen, en Catharina, die den 29 April 1568 geboren werd en den 11 September 1628 overleed. Zij was de tweede vrouw van Hugo Muys van Holy, ridder, heer van de Ketel en Spalandt en burgemeester van Dordrecht. Men heeft van hem: Hesiodi Opera et Dies, Latino carmine elegiaco reddita a G.R. Subjunctus est ejusdem Ratalleri Epigrammatum Liber Unus, Francof. 1546, 12o.
Sophoclis, Poëtae Tragici, Ajax Flagelifer, Antigone et Electra Latinè. G.R. interprete, Lugd. 1550, 8o. Ook in de volgende verzameling: Tragoediae selectae Aeschyli, Sophoclis, Euripidis; cum duplici interpretatione Latina, unâ ad verbum, alterâ carmine. An. 1577. excudebat Henr. Stephanus, illustris viri Huldrichi Poëtae Typographus. Sophoclis Tragoediae quot extant. Latino carmine redditae a G.R. Antv. 1570, 12o., 1576, 12o. Euripidis Tragoediae tres: Phoenissae, Hippolytus coronatus, atque Andromache. Latino carmine conversae a G.R. Accesserunt Fragmenta ex veteribus Graecis Poëtis apud Stobaeum ab eodem autore, eodem versuum genere. Antv. Christoph. Plantinus, 1581, 16o. Nicolaas Heinsius bezat een exemplaar met eigenhandige verbeteringen van Rataller. ‘Et fabula (Hippolytus) cum Andromachi et Phoenissis Latino ornatu a Ratallero donata prodüt Antv. 1581. Valckenaerius et ipse vetustatis poëticae judex acutus, et motus sententia Jani Brouckhusii, Adriani Royeni et Petri Burmanni Secundi, vitam Ratalleri versionem suae editioni An. 1768 e regione addidit.’ (Peerlkamp.) Brevis Catalogus omnium Praefectorum, sive Toparcharum, qui Ultrajectinam ditionem sub Carolo V et filio ejus Philippo Hispaniarum Rege gubernarunt, itemque Praesidum, qui Senatui Supremo praesiderunt. Deze lijst is gevoegd in de Script. Fris. van Suffridus Petrus (uitg. van 1690, p. 382-385). Rataller had hem dezen Catalogus den 12 Mei 1574 gezonden. Men vindt Latijnsche brieven van Rataller aan Adriaan van der Burch in de door Bertius uitgegeven Illustrium et clarorum Virorum Epistolae selectiores etc., Lugd. Bat. 1617, 8o. en in Epist. select. Cent. II, no. VI, een brief aan Adr. van der Myle. | |
[pagina 85]
| |
Elegia in Obitam Guilielmi Canteri (gest. 18 Mei 1575). Suffridus Petrus bezat dit vers in het oorspronkelijke. Paquot deelt de opdragt zijner Electra Clar. viro Stephano Stratio, Biturigibus Legum Antecessori mede.
Zie Suffr. Petri de Script. Fris. edit. Ult. p. 376-380; App. ad Chron. Joaun. de Beka, edit. Lappii, p. 190, 191; Lipsii Ep. 28 Cent. I; Locrii Chron. Belg. p. 595; Sweertii Ath. Belg. p. 275, 276; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 266; Burmanni Traj. Erud. p. 277-281; Paquot, Mém. T. III. p. 151 seqq.; C. Barthii ad Statii Theb. II. p. 113; Hippolytus Euripidis ed. Valcken. p. XII, XIII. Praef.; Bothii ad Sophocl. Philoct. vs. 1311; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. p. 12; Peerlkamp, de Poët. Lat. Neêrl. p. 126, 127; Suffr. Petri App. ad Bekam, p. 190; Rodenburchius n Deá. de Jure Conjugi, Delio. Poët. Belg. p. 838; J. Dousae Ep. I. IV. et Cupid. Lib. I. Eleg. XI et Del. Poët. p. 106; Adr. van der Burchius, Poëm. p. 109; Gesnerus, App. T. I. Bibl. Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 342; Fabricii, Bibl. Graec. Lib. II. o. XVII. § II; Graevii Orat. in Acad. Traj. Nat. Saxe, Onom. T. III. p. 263. Anal. 633; de Wal, de Clar. Fris. Jurecons. p. 29 seqq. 424; van de Water, Utr. Plac. D. II. p. 1053; Gouthoeven, Chron. bl. 109; Hooft, Ned. Hist. B. XXV. bl. 1112; Scheltema, Staatk. Ned.; Kok, Hoogstraten, Kobus en de Rivecourt, Nouv. Biogr. Gén.; Biogr. Univ.; Biogr. Hist.; Bayle, Dict. T. IV. p. 36; Benthem, Holl. Kirchenst. T. II. p. 286; Jöcher, Rotermund, Moreri; ms. Brief van de Regering van Oudewater, betreffende de familie Rataller, 1605 i. p. fol. ‘Avec les signatures de membres de cette famille.’ Zie Cal. d. Mss. etc. La Haye, 12 et 13 Oct. 1855. p. 13. |
|