[Herbert van Raaphorst]
RAAPHORST (Herbert van), zoon van Hendrik van Raaphorst en van zijne eerste vrouw, Klara van Renesse, dochter van Jan van Renesse (zijne tweede vrouw was Emma van Roorda uit Friesland). Hij onderteekende niet alleen zelf het verbond der edelen, maar liet zich ook gebruiken, om de Friesen daartoe te bewegen. De vijanden der vrijheid bedienden zich van de bekende kunstgreep, om de afgezondenen, na verijdeling hunner pogingen, zwart te maken, en als menschen zonder eer of deugd af te schilderen. Men beschuldigde dezen bondgenoot, dat hij, in Friesland, den dag met slapen doorbragt en den nacht met vermaaklijkheden en in wellust. Erger was toen voor hem, dat Alva en zijn Raad hem lieten indagen, en voor altijd banden uit al de landen des konings, met verbeurdverklaring van al zijne roerende en onroerende goederen, die ook met de daad aangeslagen zijn. Zij veroordeelden hem dezer straffe waardig, omdat hij een der verbonden edelen geweest was, en daarenboven zich schuldig gemaakt had aan 't breken der beelden in de kerk van Wassenaar, den priester aldaar geslagen, op den grond gesmeten en met voeten getrapt had, en zulks bij gelegenheid van den godsdienst, welke hij zeide afgoderij te zijn. Hier bij kwam, dat hij de kelk, die tot den dienst in de kerk geschikt was, naar de herberg gebragt, en er nevens anderen, ter bespotting uit gedronken zou hebben. Wijders werd hem, in 't vonnis, ten laste gelegd, dat hij geweigerd had den eed van getrouwheid te vernieuwen, en afstand te doen van alle verbindtenissen tegen den koning, hoewel daartoe, door afgevaardigden den landvoogdesse menigmaal verzocht en aangemaand. In de vonnissen over Arend van Duvenvoorden en Cornelis van Assendelft geveld, wordt een gedeelte van hunne misdaden op rekening van H. van Raaphorst gesteld. Hij schijnt niet lang
na zijn vonnis overleden te zijn, Hij zou reeds in 1568 te Emden gestorven of wel doorstoken zijn. Van elders blijkt, dat hij den 8 Mei 1570 niet meer in leven was. Hij liet bij zijne huisvrouw N.N. van Honselaar geen kinderen na.
Zie Nobiliaire des Pays-Bas, T. I. p. 142, 258; J. Carolus, de Res. gest. Robbl. l. l. p. 6.; Winsemius, Hist. l. l. p. 66; Marcus, Sent. v. Alva, bl. 39, 40, 49, 50, 175, 445, 446, 447; Wagenaar, Vad. Hist. D. VI. bl. 215; Te Water, Verb. d. Edelen. D. III. bl. 243 volgg; Goudhoeven; van Leeuwen; Hoogstraten; Kok; Kobus en de Rivecoert.