half gesloten, huiswaarts gedragen. Gelukkig dat de heer Macklot, geneesheer, hem nabij was. Deze verbond den armen lijder zoo goed de omstandigheden zulks gedoogden, en zonder diens dadelijke en doeltreffende geneeskundige behandeling, zoude van Raalten ongetwijfeld het slagtoffer geworden zijn van zijn moed. Behalve dat hem een rib gebroken was, had hij eene zeer gevaarlijke buikwond, verscheidene zware wonden aan het linkerbeen, eene in het gewricht van den regtervoet en menigvuldige kneuzingen. Volgens de verzekering van van Raalten waren de zware verwondingen aan de kuit en den regtervoet, door het gebit van het dier te weeg gebragt. Het had hem bij herhaling met den muil aan die deelen aangetast en van den grond opgeligt.
Men vergeve deze uitweiding, doch zij geeft gelegenheid om eene welverdiende hulde te brengen aan den wakkeren van Raalten, die zich gedurende zijne loopbaan in onderscheidene betrekkingen bij de natuurkundige Commissie heeft doen kennen als een moedig en ijverig reiziger, vlug en goed teekenaar, naauwgezet en ordelijk administrateur en niet minder als een braaf en edelaardig mensch.
Geheel hersteld, vertrok hij, in het voorjaar van 1828, met de leden der natuurkundige kommissie Macklot en Salomon Muller, den botanist Alexander Zipelius en den teekenaar Petrus van Oordt (in 1834 op Sumatra overleden) naar Celebes, de Mulokken, de westkust van Nieuw Guinea en vervolgens naar Timor. Hier werden Zipilius en hij, door hevige koortsen aangetast en beide bezweken. Van Raalten overleed den 17 April 1829, op zee, in een klein inlandsch vaartuig, waarmede hij, benevens Macklot (deze verloor in 1832 het leven bij een oproer te Krawang) en een van Dilli gedescrteerde Portugesche luitenant, van Atapoepoe naar Koepang wilden terugkeeren. Hij gaf den geest omtrent de hoogte van de hoofdplaats Oikoessi, en de beide hem geleidende heeren wendden uit dien hoofde den steven derwaarts, waar de vorst van het landschap van dien naam zijn verblijf houdt. Deze, gelijk ook vele zijner ondergeschikte hoofden en onderdanen, de Roomsch Catholijke godsdienst belijdende, terwijl de overledene tot de Hervormde kerk behoorde, kostte het Macklot veel moeite, van den vorst vergunning te erlangen, om het stoffelijk overschot daar aan strand te mogen bijzetten.
De Javasche Courant van den 27 Junij 1829 zegt, dat van Raalten in zijn vak als teekenaar groote talenten had aan den dag gelegd, en bij het verzenden der verzamelingen van de heeren Kubl en van Hasselt, een vlijt en ijver had ontwikkeld, waardoor hij op de gunstigste wijze in het vaderland bekend was geworden en zijn naam daar naast die van den geleerden genoemd wordt.