zucht naar zijne omstandigheden niet beter te kunnen bevredigen, dan door zich op het onderwijs toe te leggen. Hij werd ondermeester aan de stadsschool te Schiedam, (en nam tevens des zaturdags de lessen van den remonstrantschen leeraar W. Goede, te Rotterdam, groot voorstander van het verbeterd onderwijs, getrouw waar); onder Verboon, die sedert 1790 aan het hoofd der stadsschool te Schiedam stond, oefende hij zich ook in de stel-, meet- en stuurmanskunst, en besteedde daar menig nachtelijk uur aan. Later kwamen de vruchten dier zelfoefeningen aan het licht, door de uitgave van door hem voor schoolgebruik gebruikte geschriften. Na drie jaren bij Verboon werkzaam geweest te zijn, waagde hij het in 1798 zelf te Schiedam school te houden. Hij opende zijn school met een klein getal kinderen, en slaagde zoo zeer, dat hij binnen het jaar een grooter lokaal moest aanschaffen. Maar zijn roem had zich bereids naar elders verspreid; Haarlem's departement tot Nut van 't Algemeen, beriep hem voor de opengevallen plaats van schoolonderwijzer. Aan deze, even als aan vele andere departementscholen, werden toen alreede kweekelingen tot onderwijzers opgeleid. Prinsen aanvaardde deze betrekking in Mei 1801, in den ouderdom van bijna 24 jaren. In den aanvang telde Prinsen, in de departementschool, 42 kinderen en 8 kweekelingen. Weinig tijds daarna was het getal leerlingen verdubbeld, terwijl de jaarlijksche examens uitstekende proeven leverden voor den goeden gang van het onderwijs. Thans zette hij zijne studiën krachtdadig voort: wat Duitschlands voorname opvoedkundigen aan het licht bragten en met name wat op Pestalozzi betrekking had, werd door hem met oordeel onderzocht, en zoo nam hij steeds toe in paedagogische kennis, maar ook in ervaring. De oude langwijlige spelmethode was wel reeds in sommige scholen naar de leerwijze van
Wester in Groningen verkort en vereenvoudigd, de klankmethode van Dellebarre te Leiden gewijzigd door Nieuwold in Friesland, had hier en daar, maar vooral in laatstgemelde provincie, ingang gevonden; doch op een meer eenvoudige leest geschoeid, is die van Prinsen boven de andere leerwijze navolgenswaardig bevonden, en heeft zij dan ook met de leestafels, leesmachines, letterhoutjes enz. den meesten opgang gemaakt hier te lande niet alleen, maar ook in onze overzeesche bezittingen. Zestien jaren was hij aan de departementschool werkzaam geweest en heeft er vele jongelieden tot bekwame onderwijzers opgeleid. Gedurende dien tijd ontving hij van de commissie menig blijk van tevredenheid over zijne bekwaamheid en ijver, en hoezeer zijne verdiensten ook meer algemeen erkend werden, is onder anderen hierin gebleken, dat hij in 1806 benoemd werd als lid