[Isaacus Pontanus]
PONTANUS (Isaacus), in 1648 tot proponent bij de Remonstranten bevorderd, vertrok hij in het volgend jaar als predikant naar de gemeente te Frederikstad aan den Eider. In 1652 keerde hij naar zijn vaderland terug en werd eerst als predikant naar den Briel, vervolgens naar Amsterdam beroepen. Na den dood van Poelenburg (1666) werd hij tot hoogleeraar aan het seminarie benoemd, doch acht maanden later verzocht hij van de groote vergadering der broederschap onverwijld zijn afscheid. In 1703 werd hij emeritus en hij overleed in 1711. Hij was een zeer welsprekend leeraar en is als zoodanig geschetst door Corn. de Wit, predikant te Berkel, in diens belangrijke voorrede voor Pontanus, twintig predikatiën over de gelijkenissen van den verloren zoon, en den rijken man en den armen Lazarus, lang na zijn dood (Rott. 1721, 4o.) uitgegeven.
Verder schreef hij:
Tractaat van de zichtbare Kerke Christi op aerde, mitsgaders de Ampten, Diensten en Ceremonien derzelve, tot wederlegginge van het gevoelen door Dr. Galenus en David Spruyt voorgestelt, in haar XIV artikelen, ende nader verklaringe derzelve; benevens een Aansprake tot de vereenigde Duitsche, Friesche en Waterlandsche gemeente; ook van de vrijheid van spreken in de gemeente der geloovigen tegen Laurentius Klinkhamer, te Amsterdam, 1664.
Bedenkingen over verscheide stoffen van het H. Oud Verbond, eindigende met de Historie van Josephs leven. Amst., 1702. 4o.
Davids bespiegelingen van Maan en Sterren, mitsgaders zijn verwondering over 's menschen heerlijk hert, verhandelt in eene bedenking over Ps. VIII:4, te Rotterdam, 1717. 8o.
Van de zigtbare Kerk op aarde. Amst. 1660.
XLII Bedenkingen over verscheiden stoffen, uitgegeven door P. Brandt. Amst. 1702, 8o.
XL Predikatiën over het O. Testament. Amst. 1702. 4o.
Zie Cattenburg, Bibl. Rem., p. 117, 118; Gedenksch. van het Semin. d. Remonstr., bl. 112 volg.; Leven van G. Brandt, achter zijne Een en twintig Predikatien, Rott. 1705, 4o; Levensb. van eenige voorn. meest Nederl. Mannen en Vrouwen, D. IV, bl. 71, 72; Tideman, Rem. Broederschap, bl. 18, 21, 202, 229, 280, 360. Abcoude. Naaml., bl. 291; Arenberg, Naamreg., bl. 418.