[Henricus Pontanus]
PONTANUS (Henricus), geboren te Steinfort, werd in 1674, door Drost en Gedeput., in plaats van Jac. Munckerus, tot predikant en rector te Meppel beroepen. In April 1678 stond hem de synode voor zes maanden af ter leen, om de hoogeschool te Lingen opterigten, waar hij in 1679 tot eerste hoogleeraar in de godgeleerdheid en akademie-prediker werd aangesteld. Hij werd den 21sten September 1699 te Utrecht beroepen en in October tevens tot hoogleeraar in de godgeleerdheid aldaar, welke betrekking hij den 14den Februarij 1700 aanvaardde; toen hem later ook het onderwijs in de kerkelijke geschiedenis opgedragen werd. Hij is, op zijn verzoek, den 25sten Februarij 1704, van den predikdienst ontslagen. Hij behoorde tot de Voetiaansche partij, en overleed den 15den September 1714. Hij wordt niet gunstig door Burman beoordeeld, maar door Ypey, Dermout en Glasius verdedigd.
Hij gaf drie redevoeringen in het licht:
De columna nubis et ignis. Traj. 1700.
De sale sacrificiorum.
Laudatio funebris Petri van Maastricht. Ibid 1705.
Zie Burman, Traj. erud., p. 272-274; Io, Fabricius, Hist. Biblioth. p. 98: Fabricii, Bibliotheca. Antiq., C. XI, § 11; Heringa, de Auditorio, p. 143, 187; Ypey en Dermout, Gesch. d. Herv. Kerk, D. III, Aant. bl. 84, (265); Glasius, Godgel. Nederl.; Romein, de Herv. Predikanten in Drenthe, bl. 148.