zijn vaderland wedergekeerd. Hij werd vervolgens griffier van Antwerpen, waar hij ook overleed. Zijne talenten verwierven hem de achting van den kardinaal de Granvelle. Hij had eene buitengewone neiging voor de muziek, 't geen verscheidene beoefenaars bewoog, hem hunne compositiën op te dragen. Zijn devies was: Vigilate. Er bestaat een gedenkpenning van hem, waaruit blijkt dat hij gehuwd was met Margaretha van Oulslagen.
Hij gaf in het licht:
Poëmata, Antv. 1548, 12o.
Ook schrijft men hem toe: de Republica libri quatuor, niet uitgegeven.
Zie Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 446; Fast. p. 357, 358; Jani Secundi, Opera, p. 153, 284, 292.; Clenardi, Libr. I. Ep. 17, (ed. 1566) p. 73; L. II, Ep. 4, p 130; Sweertii, Ath. Belg., p. 386; Foppens, Bibl. Belg; Paquot, Mem., T. II, p. 49; Oudheden en gestichten van Zeeland, bl. 109; La Rue, Gel. Zeel., p. 251; Hoeufft, Parn. Lat. Belg., p. 17; Peerlkamp, de Poëtis Neerl. p. 55.