[Vopiscus Fortunatus Plemp of Plempius]
PLEMP of PLEMPIUS (Vopiscus Fortunatus), in 1601 te Amsterdam geboren, studeerde te Gent en Leuven, onder Libertus Fromondus, in de letteren en wijsbegeerte, te Leiden, onder Vorstius, in de geneeskunde, bezocht vervolgens Italië, was aldaar zeer gezien, en promoveerde te Bologne in de geneeskunde. Te Amsterdam teruggekeerd, praktiseerde hij aldaar en was zeer bevriend met den beroemden Tulp. In 1628 was hij bij diens les in het ziekenhuis, over het Waterhoofd gehouden, die hij uitvoerig beschreef en bij de demonstratie van de Valvula coli tegenwoordig. In 1633 beriep hem Isabella tot professor medicinae te Leuven, waar hij in 1671 overleed. Hij huwde Anna Maria van Dive.
In 1630 gaf hij in 't Nederduitsch een beknopte verhandeling over de spieren uit, die hem later niet schijnt voldaan te hebben, daar hij in 1638 in het licht zond: Ontleding des menschelycken lichaems, eertijds in 't Latijn geschreven door Barth. Cabrolius. Nu verduytscht en met byvoechselen als oock figuren verrijckt, door V.F.P. Amst. 4o. Deze bijvoegselen zijn niet onbelangrijk.
Hierop volgde:
Fnndamenta seu Institutions Medicinae. Libr. VI, Lovan. 1638, 1644, 4o. 1654 fol.
Ophthalmographia s. Tractatus de Oculi fabrica, actione et usu, praeter communem medicorum ac Philosophorum opinionem. Amst. 1632, 4o.
In dit werk zegt Plemp o.a. dat de capsula lentis geen zigtbare vaten heeft, dat deze echter waarschijnlijk toch voor handen zijn, en het vocht afscheiden, waardoor de lens niet onontbeerlijk is voor het zien enz.
In 1648 werd dit werk aanmerkelijk vermeerderd te Leuven in folio (editio altera, cui praeter alia accessere affectionum oculorum curationes), en in 1659 met de aanmerkingen van G. Gutsschof, herdrukt.
Onder den verbloemden naam van Protymus schreef hij:
Peruviani corticis defensor repulsus. Lovan. 1655.