daarstelling van het in de rots uitgehouwen fort, op den ruim 500 ellen hoogen berg la Castellane, welk fort er de groote en schoone baai aan de noordzijde dekt. Den 1sten Januarij 1813 naar Verona gezonden, werd hij geplaatst bij den staf van den luitenant-generaal Bertrand, kommandeerende het 4de Fransche legerkorps; hij marcheerde met dat leger naar Duitschland. Den 28sten April daaraanvolgende werd hij bij gelegenheid van eene verkenning en een gevecht, waarbij hem zijn paard onder het lijf werd doodgeschoten, krijgsgevangen gemaakt. Men vervoerde hem naar Neisse in Silezië, waar hij in de citadel dier vesting werd opgesloten. Om het lot, van naar Saratoff gebragt te worden, te ontgaan, ontvlugtte hij 30 Junij uit die vesting naar Bohemen en reisde naar Dresden, alwaar hij 10 Julij aangekomen zijnde, weder bij het 4de legercorps, waarvan het hoofdkwartier te Spottau lag, werd geplaatst. Met dat legercorps nam hij deel aan de veldslagen bij Grossbeeren, Dennewitz, Wartenburg, 3 dagen bij Leipzig, Erfurt, Wacha: Hanau en Hochheim. Den 1sten Januarij 1814 werd hij bij het 6de legercorps, onder bevel van den maarschalk Marmont, als chef van den staf der genie geplaatst en nam deel aan de gevechten bij Brienne, Ronay, Montmirail, Chateau-Thierry, Meaux, Neuilly-St. Front, Soissons, Craone, Laon, Soissons (2de slag), Fère-Champenoise en Montmartre. Na den laatsten bijgewoonden veldslag voor Parijs, den 30sten Maart 1814, werd hij voorloopig belast met eene commissie voor de overname van den dienst der genie, in de destijds nog niet door de Fransche bezettingen ontruimde vestingen Deventer, Koevorden en Delfzijl. Den 1sten September daaraanvolgende, werd hij benoemd tot 1sten luitenant met rang van
2de kapitein bij het corps Nederlandsche ingenieurs en eerstaanwezend ingenieur te Bergen-Op-Zoom. Den 1sten Mei 1816 vertrok hij naar Antwerpen tot uitvoering der groote werken aldaar. Hij werd 1ste kaptein-ingenieur den 16den Augustus 1817. Den 1sten April 1819 werd hij naar Gent gezonden tot het opmaken van een voorstel ter verdediging der provincie Oost-Vlaanderen en van een ontwerp voor eene nieuwe citadel, welk laatste werk naar zijne inzigten is volbragt. Het is een buitengewoon groot verdedigingswerk, dat naar een nieuw stelsel daargesteld, bekwaam is om 10,000 man bezetting bomvrij te huisvesten. In Julij 1829 werd Gey van Pittius majoor. Na een blokus van ongeveer 3 weken in October 1830 en de eervolle capitulatie der bezetting in die vesting, werd hij benoemd tot eerst aanwezend ingenieur te Gorinchem, ten einde die plaats, zoo mede Woudrichem en Loevestein, in staat van verdediging te brengen. Den 1sten Maart 1831 werd hij benoemd tot commandant der genie te velde, nam hij deel aan den tiendaagschen veldtogt en aan de