hij vervolgens gedurende eenigen tijd het civiel en militair kommandemont voerde over Toboaly, dat de zetel was geweest van den opstand. Bij den aanvang van den Javaschen oorlog in 1825 was hij kommandant van Magelang, de hoofdplaats van Kadoe, en onderscheidde zich aldaar zoodanig, dat hij als op het veld van eer, tot belooning van zijn manhaftig gedrag, tot hoofdofficier werd bevorderd. Op dezelfde eervolle wijze bleef hij zich gedurende den geheelen Javaschen oorlog onderscheiden; zijne spoedige, reeds in 1828 gevolgde bevordering tot luitenant-kolonel, en zijne benoeming in hetzelfde jaar tot ridder der Militaire Willems-orde 4de kl., mogen daarvan ten bewijze strekken. Later maakte hij zich nog in 1836 en 1837 verdienstelijk in den oorlog op Sumatra's Westkust, zoodat hem deswege eene eervolle vermelding te beurt viel. In 1838 bevorderd tot kolonel, bleef hij sedert op Batavia, eerst als kommandant van het algemeen depôt in de eerste afdeeling, later als kommandant van het 6de bataillon infanteric, tot dat hij op 17 November 1846, op zijn verzoek, eervol, onder toekenning van pensioen, uit de militaire dienst werd ontslagen.
Wel was die rust verdiend na eenen ruim 48-jarigen werkelijken diensttijd.
Doch de werkzame man wenschte niet op te houden nuttig te zijn voor het leger, waarvan hij zoo vele jaren een sieraad uitmaakte, voor de maatschappij, die hem reeds zoo zeer had leeren hoogschatten om zijne vele deugden, en daarom ging hij, krachtens eene hem bij gouvernements-besluit van den 18den Januarij 1847, No. 48, te beurt gevallene benoeming, met onvermoeiden ijver voort, als effectief lid een deel uit te maken van het hoogmilitair geregtshof van Ned. Indië, waarin hij reeds sedert 28 Januarij 1843 als waarnemend lid zitting had.
Nimmer verflaauwde die ijver, al namen ook bij het klimmen der jaren zijne ligchaamskrachten af, en het was hem een grievend leed, wanneer hij, in het laatste jaar, soms door ziekte gedwongen werd zich te onthouden van het deelnemen aan eene vergadering van het hof.
Hij overleed den 19den September 1855 te Batavia, op 62-jarigen leeftijd
De maatschappij verloor in hem een braaf man; het hoogmilitair geregtshof een voortreffelijk lid.
Zie Nieuwe Rotterdamsche Courant van den 13den Febr. 1856.